Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs
Bijlage IV Minimumnormen voor personen die praktijkrijexamens afnemen
Geldend
Geldend vanaf 19-01-2007
- Bronpublicatie:
20-12-2006, PbEU 2006, L 403 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/126/EG)
- Inwerkingtreding
19-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2006, PbEU 2006, L 403 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/126/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1. Vereiste vaardigheden voor een rijexaminator
1.1
Een persoon die bevoegd is tot het afnemen van een praktisch rijexamen van een kandidaat in een motorvoertuig dient te beschikken over de kennis, vaardigheden en inzicht die verband houden met de aspecten vermeld in de punten 1.2 tot en met 1.6.
1.2
De vaardigheden van een examinator dienen te zijn afgestemd op het examineren van een kandidaat die de bevoegdheid wil verkrijgen voor de rijbewijscategorie waarvoor het rijexamen wordt afgelegd.
1.3
Kennis en begrip van besturen en examineren:
- —
theorie van het rijgedrag;
- —
risico-inschatting en ongevalvermijding;
- —
het handboek van rijexamennormen;
- —
de eisen van het rijexamen;
- —
het toepasselijke wegen- en verkeersreglement, inclusief de toepasselijke Europese en nationale wetgeving en de richtsnoeren voor de uitlegging daarvan;
- —
examineringstheorie en -technieken;
- —
defensief rijden.
1.4
Examineringsvaardigheden:
- —
accuraat kunnen observeren, monitoren en beoordelen van de algemene prestaties van de kandidaat, met name:
- —
correcte en volledige inschatting van gevaarlijke situaties,
- —
accurate vaststelling van de oorzaak en de waarschijnlijke gevolgen van dergelijke situaties,
- —
vorderingen en fouten opmerken,
- —
uniformiteit en consistentie bij het examineren,
- —
snel informatie verwerken en hoofdpunten bepalen,
- —
anticiperen, mogelijke problemen opmerken en strategieën uitwerken om deze aan te pakken,
- —
tijdig opbouwend commentaar geven.
1.5
Persoonlijke rijvaardigheid:
- —
Een persoon die bevoegd is tot het afnemen van een praktisch rijexamen voor een bepaalde rijbewijscategorie, moet zelf in staat zijn dat type motorvoertuig te besturen naar consistent strenge normen.
1.6
kwaliteit van de dienstverlening:
- —
er moet worden bepaald en meegedeeld wat de kandidaat kan verwachten tijdens het examen;
- —
er moet duidelijk worden gecommuniceerd en de inhoud, de vorm en de taal moeten zijn afgestemd op de toehoorders en de context, en de kandidaten moeten antwoord krijgen op hun vragen;
- —
de uitslag van het examen moet duidelijk worden toegelicht;
- —
alle kandidaten worden met respect en gelijk behandeld.
1.7
Kennis van voertuigtechniek en fysica:
- —
kennis van voertuigtechniek, zoals besturing, banden, remmen, lichten, met name voor motorrijwielen en zware voertuigen;
- —
veilig beladen;
- —
kennis van de fysische aspecten van het voertuig, zoals snelheid, wrijving, dynamica, energie.
1.8
Een zuinige en milieuvriendelijke rijstijl.
2. Algemene voorwaarden
2.1
Een examinator voor het rijbewijs van categorie B:
- a)
moet sedert ten minste drie jaar houder zijn van een rijbewijs van categorie B;
- b)
moet ten minste 23 jaar oud zijn;
- c)
moet over de basisvaardigheden beschikken waarin punt 3 van deze bijlage voorziet en vervolgens de kwaliteitswaarborgings- en periodieke opleidingsactiviteiten hebben gevolgd waarin punt 4 van deze bijlage voorziet;
- d)
moet een beroepsopleiding hebben gevolgd waarmee ten minste niveau 3 is afgesloten als omschreven in Besluit 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985 inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbekwaamheid tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap (1);
- e)
mag niet tegelijkertijd werkzaam zijn als commerciële rij-instructeur bij een rijschool.
2.2
Een examinator voor het rijbewijs van de overige categorieën:
- a)
moet houder zijn van een rijbewijs van de betrokken categorie of middels een adequate beroepskwalificatie beschikken over gelijkwaardige kennis;
- b)
moet over de basisvaardigheden beschikken waarin punt 3 van deze bijlage voorziet en vervolgens de kwaliteitswaarborgings- en periodieke opleidingsactiviteiten hebben gevolgd waarin punt 4 van deze bijlage voorziet;
- c)
moet een gekwalificeerd examinator voor het rijbewijs van categorie B zijn geweest en die taak gedurende ten minste drie jaar hebben uitgeoefend; deze laatste vereiste kan vervallen indien de examinator kan aantonen dat:
- —
hij beschikt over ten minste vijf jaar rijervaring in de betrokken categorie, of
- —
een hoger theoretisch en praktisch rijvaardigheidsexamen heeft afgelegd dan nodig is voor het behalen van een rijbewijs, waardoor dat vereiste overbodig is;
- d)
moet een beroepsopleiding hebben gevolgd waarmee ten minste niveau 3 is afgesloten als omschreven in Besluit 85/368/EEG;
- e)
mag niet tegelijkertijd werkzaam zijn als commerciële rij-instructeur bij een rijschool.
2.3. Gelijkwaardigheid
2.3.1
De lidstaten mogen een examinator toestaan rijexamens af te nemen voor de categorieën AM, A1, A2 en A als hij voor een van deze categorieën beschikt over de in punt 3 voorgeschreven basisvaardigheden.
2.3.2
De lidstaten mogen een examinator toestaan rijexamens af te nemen voor de categorieën C, D1 en D als hij voor een van deze categorieën beschikt over de in punt 3 voorgeschreven basisvaardigheden.
2.3.3
De lidstaten mogen een examinator toestaan rijexamens af te nemen voor de categorieën C1E, CE, D1E en DE als hij voor een van deze categorieën beschikt over de in punt 3 voorgeschreven basisvaardigheden.
3. Basisvaardigheden
3.1. Basisopleiding
3.1.1
Alvorens een persoon bevoegd is rijexamens af te nemen, moet die persoon met goed gevolg een door de lidstaat vast te stellen opleidingsprogramma voltooien om de in punt 1 genoemde vaardigheden op te doen.
3.1.2
De lidstaten moeten bepalen of de inhoud van een bepaald opleidingsprogramma de bevoegdheid geeft om rijexamens af te nemen van slechts een rijbewijscategorie, of van meerdere.
3.2. Examinering
3.2.1
Alvorens een persoon bevoegd wordt verklaard rijexamens af te nemen, moet die persoon aantonen over voldoende kennis, inzicht, vaardigheden en geschiktheid te beschikken met betrekking tot de aspecten die vermeld zijn in punt 1.
3.2.2
De lidstaten hanteren een examineringssysteem om op pedagogisch verantwoorde wijze de in punt 1 en met name in punt 1.4 omschreven vaardigheden van de persoon te toetsen. De examinering omvat zowel een theoretisch als een praktisch gedeelte. Indien passend mag gebruik worden gemaakt van computertoetsen. Bijzonderheden over aard en duur van de proeven en de beoordelingen in het kader van de examinering worden door de individuele lidstaten vastgesteld.
3.2.3
De lidstaten moeten bepalen of de inhoud van een bepaalde examinering specifiek de bevoegdheid geeft om rijexamens af te nemen van slechts een rijbewijscategorie, of van meerdere.
4. Kwaliteitswaarborging en periodieke bijscholing
4.1. Kwaliteitsborging
4.1.1
De lidstaten hanteren kwaliteitsborgingssystemen om ervoor te zorgen dat de normen voor rijexaminatoren op peil blijven.
4.1.2
In het kader van kwaliteitsborgingssystemen dienen onder meer controles plaats te vinden van examinatoren tijdens het werk, van bijscholing, verlenging van vergunningen, het op peil houden van beroepsvaardigheden, en van de resultaten van de examens die zij hebben afgenomen.
4.1.3
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat elke examinator in het kader van de kwaliteitsborging jaarlijks de controles ondergaat die vermeld zijn in punt 4.1.2. Voorts moeten de lidstaten ervoor zorgen dat elke examinator om de vijf jaar gecontroleerd wordt tijdens het afnemen van examens, gedurende in totaal minimaal een halve dag, zodat de controle meerdere examens beslaat. Wanneer er problemen worden vastgesteld, moet er corrigerend worden opgetreden. De persoon die de controles uitvoert, moet daartoe door de lidstaat bevoegd zijn verklaard.
4.1.4
De lidstaten kunnen bepalen dat wanneer een examinator bevoegd is om in meerdere categorieën examens af te nemen, het voldoen aan de eisen inzake controles in een categorie gelijk staat met het voldoen aan de eisen voor meerdere categorieën.
4.1.5
Het afnemen van rijexamens moet onder toezicht en supervisie staan van een door de lidstaat gemachtigde instantie, teneinde te zorgen voor correcte en consistente beoordeling.
4.2. Periodieke bijscholing
4.2.1
De lidstaten zorgen ervoor dat rijexaminatoren om hun bevoegdheid te behouden, ongeacht het aantal categorieën waarvoor zij bevoegd zijn, deelnemen aan:
- —
een vaste minimumbijscholing van in totaal vier dagen per periode van twee jaar om:
- —
de vereiste kennis en examineringsvaardigheden op peil te houden en te actualiseren;
- —
nieuwe vaardigheden op te doen die onmisbaar zijn geworden voor de uitoefening van het beroep;
- —
ervoor te zorgen dat examinatoren bij het afnemen van examens eerlijke en uniforme maatstaven blijven hanteren;
- —
een minimumbijscholing van ten minste in totaal vijf dagen per vijf jaar:
- —
om de vereiste praktische rijvaardigheid op peil te houden en te verbeteren.
4.2.2
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat examinatoren bij wie in het kader van de kwaliteitsborgingsprocedure is geconstateerd dat zij in hun functioneren ernstig tekortschieten, snel speciale bijscholing krijgen.
4.2.3
Bijscholing kan worden verstrekt in de vorm van instructies, klassikaal onderwijs, klassieke of computerlessen, en kan individueel of in groepsverband plaatsvinden. Eventueel kunnen de lidstaten periodieke bijscholing ook gebruiken voor het bijstellen van normen.
4.2.4
De lidstaten kunnen bepalen dat wanneer een examinator bevoegd is om in meerdere categorieën examens af te nemen, het voldoen aan de bijscholingseisen in een categorie gelijk staat met het voldoen aan de bijscholingseisen voor meerdere categorieën, mits wordt voldaan aan de voorwaarde vermeld in punt 4.2.5.
4.2.5
Wanneer een examinator in 24 maanden geen examen heeft afgenomen voor een bepaalde categorie, moet de examinator een passende herbeoordeling ondergaan alvorens hij weer toelating krijgt om voor die categorie weer examens af te nemen. De herbeoordeling kan een onderdeel zijn van de vereiste vermeld in punt 4.2.1.
5. Verworven rechten
5.1
De lidstaten kunnen personen die onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van deze bepalingen bevoegd waren rijexamens af te nemen, toestaan rijexamens te blijven afnemen, ook als die bevoegdheid niet is verleend conform de algemene voorwaarden van punt 2 of de basisvaardigheden van punt 3.
5.2
De regelmatige controles en het kwaliteitsborgingssysteem van punt 4 zijn evenwel ook voor deze examinatoren verplicht.
Voetnoten
PB L 99 van 31.7.1985, blz. 56.