Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende in- en uitvoer gevaarlijke chemische stoffen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-08-2012
- Bronpublicatie:
04-07-2012, PbEU 2012, L 201 (uitgifte: 27-07-2012, regelingnummer: 649/2012)
- Inwerkingtreding
16-08-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2012, PbEU 2012, L 201 (uitgifte: 27-07-2012, regelingnummer: 649/2012)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, en artikel 207,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1.),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2.),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (3.) is diverse malen ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet Verordening (EG) nr. 689/2008 voor de duidelijkheid worden herschikt.
- (2)
Verordening (EG) nr. 689/2008 legt het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (4.), (het ‘verdrag’) ten uitvoer dat op 24 februari 2004 in werking is getreden, en vervangt Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (5.).
- (3)
Ter wille van de duidelijkheid en de samenhang met andere ter zake geldende wetgeving van de Unie moeten bepaalde definities worden toegevoegd of verduidelijkt en moet de terminologie worden aangepast aan die van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (6.), enerzijds, en Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (7.), anderzijds. Het is wenselijk ervoor te zorgen dat deze verordening in overeenstemming is met de overgangsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1272/2008, teneinde tegenstrijdigheden tussen het tijdschema voor de toepassing van die verordening en dat van onderhavige verordening te voorkomen.
- (4)
Het verdrag geeft de partijen het recht maatregelen te treffen die de gezondheid van de mens en het milieu een stringentere bescherming bieden dan op grond van het verdrag vereist is, mits dergelijke maatregelen stroken met de verdragsbepalingen en in overeenstemming zijn met het internationaal recht. Teneinde het niveau van bescherming van het milieu en de bevolking van invoerende landen te verhogen, is het noodzakelijk en passend om in sommige opzichten verder te gaan dan de bepalingen van het verdrag.
- (5)
Wat de deelname van de Unie aan het verdrag betreft, is het van wezenlijk belang dat er voor de contacten tussen de Unie en het secretariaat van het verdrag (het ‘secretariaat’) en de andere partijen bij het verdrag, alsmede met andere landen, één enkel aanspreekpunt wordt vastgesteld. Dit aanspreekpunt moet de Commissie zijn.
- (6)
De technische en administratieve aspecten van deze verordening moeten op het niveau van de Unie doeltreffend worden gecoördineerd en beheerd. De lidstaten en het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen (het ‘Agentschap’) hebben de kennis en ervaring voor het uitvoeren van wetgeving van de Unie inzake chemische stoffen en internationale overeenkomsten inzake chemische stoffen. De lidstaten en het Agentschap moeten daarom taken uitvoeren met betrekking tot de administratieve, technische en wetenschappelijke aspecten van de tenuitvoerlegging van het verdrag door middel van deze verordening, alsmede met betrekking tot de uitwisseling van informatie. Daarnaast moeten de Commissie, de lidstaten en het Agentschap samenwerken om de verplichtingen van de Unie uit hoofde van het verdrag effectief ten uitvoer te leggen.
- (7)
Aangezien bepaalde taken van de Commissie moeten worden overgedragen aan het Agentschap moet de oorspronkelijk door de Commissie opgerichte Europese databank over de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen verder worden ontwikkeld en onderhouden door het Agentschap.
- (8)
Exporten van gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Unie verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, moeten aan een gezamenlijke procedure voor kennisgeving van uitvoer onderworpen blijven. Dientengevolge moeten voor gevaarlijke chemische stoffen, als zodanig of in mengsels of artikelen, die door de Unie als gewasbeschermingsmiddelen, als bestrijdingsmiddelen voor andere toepassingen of als industriële chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik of gebruik door het publiek verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, soortgelijke regels voor kennisgeving van uitvoer gelden als die welke van toepassing zijn op chemische stoffen die binnen een van de in het verdrag bepaalde gebruikscategorieën, dat wil zeggen bestrijdingsmiddelen of industriële chemische stoffen, of beide categorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn. Bovendien moeten chemische stoffen waarvoor de internationale procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming (‘PIC-procedure’) moet worden gevolgd, aan dezelfde regels voor kennisgeving van uitvoer onderworpen zijn. Deze gezamenlijke procedure voor kennisgeving van uitvoer dient van toepassing te zijn op uitvoer van de Unie naar alle derde landen, ongeacht of zij al dan niet partij bij het verdrag zijn of aan de procedures ervan deelnemen. De lidstaten moeten administratieve heffingen kunnen toepassen om de kosten in verband met deze procedure te dekken.
- (9)
Exporteurs en importeurs dienen te worden verplicht informatie te verstrekken over de onder deze verordening vallende hoeveelheden chemische stoffen die in het internationale handelsverkeer omgaan, zodat de hierin neergelegde regelingen kunnen worden gevolgd en op hun effect en doeltreffendheid kunnen worden beoordeeld.
- (10)
Kennisgevingen aan het secretariaat van definitieve regelgeving van de Unie of van een lidstaat waarbij chemische stoffen worden verboden of aan strenge beperkingen worden onderworpen, met het oogmerk deze in de PIC-procedure op te nemen, moeten door de Commissie worden ingediend in gevallen waarin voldaan is aan de dienaangaande in het verdrag neergelegde criteria. Waar nodig dient aanvullende informatie tot staving van dergelijke kennisgevingen te worden ingewonnen.
- (11)
In gevallen waarin definitieve regelgeving van de Unie of van een lidstaat niet voor kennisgeving in aanmerking komt omdat deze niet aan de in het verdrag neergelegde criteria beantwoordt, dienen in het belang van een uitwisseling van informatie toch gegevens over de regelgeving aan het secretariaat en de andere partijen bij het verdrag te worden meegedeeld.
- (12)
Voorts is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de Unie besluiten neemt ten aanzien van de invoer in de Unie van chemische stoffen die aan de PIC-procedure zijn onderworpen. Deze besluiten moeten gebaseerd zijn op toepasselijke wetgeving van de Unie en daarbij dient rekening te worden gehouden met verboden of strenge beperkingen opgelegd door de lidstaten. Waar zulks gewettigd is, dienen wijzigingen van het recht van de Unie te worden voorgesteld.
- (13)
Er zijn regelingen nodig om te verzekeren dat de lidstaten en de exporteurs zich bewust zijn van de besluiten van importerende landen met betrekking tot chemische stoffen die aan de PIC-procedure zijn onderworpen en dat de exporteurs zich aan deze besluiten houden. Om te voorkomen dat toch ongewenste uitvoer plaatsvindt, zouden chemische stoffen die binnen de Unie verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en aan de criteria voor kennisgeving krachtens het verdrag beantwoorden of onderworpen zijn aan de PIC-procedure, niet mogen worden uitgevoerd tenzij uitdrukkelijke toestemming van het betrokken invoerende land is gevraagd en verkregen, ongeacht of dit al dan niet partij bij het verdrag is. Wel moet bij de uitvoer van bepaalde chemische stoffen naar landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een ontheffing van deze verplichting worden toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Bovendien is er een procedure nodig voor gevallen waarin ondanks alle redelijkerwijs te verwachten pogingen geen reactie van het invoerende land wordt ontvangen, zodat de uitvoer van bepaalde chemische stoffen op een tijdelijke basis onder bepaalde voorwaarden kan plaatsvinden. Tevens dient te worden voorzien in een periodieke toetsing van al deze gevallen en van de gevallen waarin uitdrukkelijke toestemming wordt verkregen.
- (14)
Het is tevens van belang dat alle uitgevoerde chemische stoffen een geschikte gebruiksduur hebben, zodat zij doeltreffend en veilig kunnen worden gebruikt. In het geval van bestrijdingsmiddelen, en met name die welke naar ontwikkelingslanden worden uitgevoerd, is het absoluut noodzakelijk dat informatie over de juiste opslagvoorwaarden wordt verstrekt en dat de gebruikte verpakkingen van zodanige aard en afmetingen zijn dat de vorming van verouderende voorraden wordt voorkomen.
- (15)
Artikelen die chemische stoffen bevatten, vallen niet binnen de werkingssfeer van het verdrag. Niettemin moet het juist worden geacht dat op artikelen, als gedefinieerd in deze verordening, die chemische stoffen bevatten welke bij gebruik of verwijdering kunnen vrijkomen en welke binnen de Unie in één of meer van de in het verdrag bepaalde gebruikscategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, dan wel onderworpen zijn aan de PIC-procedure, tevens de regels inzake kennisgeving van uitvoer van toepassing zijn. Voorts zouden bepaalde chemische stoffen en artikelen die specifieke chemische stoffen bevatten welke buiten de werkingssfeer van het verdrag vallen, maar reden geven tot bijzondere bezorgdheid, in het geheel niet mogen worden uitgevoerd.
- (16)
In overeenstemming met het verdrag dient desgewenst aan partijen bij het verdrag informatie te worden verstrekt over de doorvoer van chemische stoffen die aan de PIC-procedure zijn onderworpen.
- (17)
De voorschriften van de Unie inzake het verpakken en kenmerken, alsook andere veiligheidsinformatie dienen van toepassing te zijn op alle chemische stoffen bij voorgenomen uitvoer naar partijen en andere landen, tenzij deze bepalingen, met inachtneming van de desbetreffende internationale normen, met eventuele specifieke vereisten van die landen in strijd zouden zijn. Aangezien bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 nieuwe bepalingen betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels zijn vastgesteld, moet een verwijzing naar die verordening in deze verordening worden opgenomen.
- (18)
Teneinde een effectieve controle op en handhaving te waarborgen, dienen de lidstaten autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan te wijzen die tot taak hebben om de in- en uitvoer van chemische stoffen die onder de verordening vallen te controleren. De Commissie, daarbij gesteund door het Agentschap, en de lidstaten dienen een belangrijke rol te spelen en moeten op doelgerichte en gecoördineerde wijze te werk gaan. De lidstaten dienen passende sancties voor inbreuken op de voorschriften in te stellen.
- (19)
Teneinde de douanecontrole te vergemakkelijken en de administratieve belasting voor zowel de exporteurs als de overheid te beperken dient een codesysteem te worden ingevoerd, dat in aangiften ten uitvoer zal worden gebruikt. In voorkomend geval moeten speciale codes worden gebruikt voor chemische stoffen die voor onderzoek of analyse worden uitgevoerd in hoeveelheden waarvan het onwaarschijnlijk is dat de gezondheid van de mens of het milieu daardoor nadelig wordt beïnvloed, en die in elk geval niet meer dan 10 kg per exporteur per invoerend land per kalenderjaar bedragen.
- (20)
Ter wille van een verantwoord beheer van chemische stoffen dienen informatie-uitwisseling, gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking tussen de Unie, de lidstaten en derde landen te worden aangemoedigd, ongeacht of die derde landen al dan niet partij bij het verdrag zijn. In het bijzonder dienen de Commissie en de lidstaten direct, dan wel indirect via steun voor projecten van niet-gouvernementele organisaties technische bijstand aan ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie te verlenen, en vooral bijstand die erop is gericht die landen in staat te stellen uitvoering te geven aan het verdrag en zo onder meer te voorkomen dat chemische stoffen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens en voor het milieu.
- (21)
Om de effectiviteit van de procedures te garanderen, dient er geregeld toezicht te zijn op de uitvoering ervan. Daartoe dienen de lidstaten en het Agentschap regelmatig en in gestandaardiseerde vorm verslag uit te brengen aan de Commissie, die op haar beurt regelmatig verslag zal uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.
- (22)
Er dienen door het Agentschap technische richtsnoeren te worden opgesteld om de aangewezen instanties, waaronder instanties als douaneautoriteiten die toezicht houden op de uitvoer, de exporteurs en de importeurs, bij de toepassing van deze verordening te helpen.
- (23)
Om deze verordening aan te passen aan de technische vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (‘VWEU’) handelingen vast te stellen met betrekking tot de toevoeging van chemische stoffen aan deel 1 of 2 van bijlage I en andere wijzigingen van die bijlage, de toevoeging van chemische stoffen aan deel 1 of 2 van bijlage V en andere wijzigingen van deze bijlage, en wijzigingen van de bijlagen II, III, IV en VI. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
- (24)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (8.).
- (25)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten het verzekeren van een coherente en doeltreffende uitvoering van de verplichtingen van de Unie uit hoofde van het verdrag, niet voldoende kunnen worden bereikt door de lidstaten en derhalve, vanwege de noodzaak om de voorschriften betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen te harmoniseren, beter bereikt kunnen worden op het niveau van de Unie, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgenomen subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (26)
Verordening (EG) nr. 689/2008 moet worden ingetrokken.
- (27)
Het is passend de toepassing van deze verordening uit te stellen teneinde het Agentschap voldoende tijd te geven om zich op zijn nieuwe rol voor te bereiden en de industrie de gelegenheid te bieden om zich vertrouwd te maken met de nieuwe procedures,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 318 van 29.10.2011, blz. 163.
Standpunt van het Europees Parlement van 10 mei 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en het besluit van de Raad van 26 juni 2012.
PB L 204 van 31.7.2008, blz. 1.
PB L 63 van 6.3.2003, blz. 29.
PB L 63 van 6.3.2003, blz. 1.
PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.
PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.