Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.3.2.1
8.3.2.1 Beginselen van Nederlands burgerlijk procesrecht
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS379910:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Ten Berg-Koolen 1986, p. 114 e.v.; Snijders, Ynzonides & Meijer 2002, nr. 54, p. 52/53 en Hl Snijders 1978, p. 72-74. Anders Heemskerk in zijn annotatie van HR 7 maart 1980 (Kuiterman/ECW), NJ 1980, 611 en JJ. Vriesendorp 1979, p. 765.
Zie supra, par. 73.2 e.v.
Vgl. Wesseling-van Gent 1987, p. 110; Hugenholtz/Heemskerk 2002, nr. 5; SteinfRueb 2005, p. 15- 36; Vgl. Van der Wiel 2004, nrs. 201-212; Meijknecht 2005, p. 63-74 en Snijders, Ynzonides & Meijer 2002, par. 1.4, die veel meer beginselen ontwaren.
Zie supra, par. 53.5.
Zie supra, par. 3.4.
Zie supra, par. 53.7 en de uitspraken genoemd in par. 8.23.
Zie de uitspraken genoemd in par. 8.2.5.
Zie supra, par. 53.8.
Zie supra, par. 43.6.1 en par. 43.6.7.
Asser/Vranken 1995, nr. 132 e.v.
Zie supra, par. 8.2.5.
Zie supra, par. 8.2.6.
Zie supra, par. 8.2.11.
Zie de rechtspraak die aan bod komt in par. 83.5.4. Asser/Vranken 1995, nr. 132, noemt ook 'het waarborgen van de menselijke vrijheid', 'respect voor de ander' en 'evenredigheid' als zedelijkheidspostulaten.
483. Beginselen van procesrecht spelen, zo volgt uit het hiervoor geschetste kader, een belangrijke rol bij de vaststelling van de inhoud van een goede procesorde in het concrete geval. Veelal wordt zelfs aangenomen dat een beroep op de goede procesorde in wezen een beroep op een of meer (hoofd)beginselen van het procesrecht inhoudt1, maar hiervoor werd al betoogd dat een verwijzing naar de eisen van een goede procesorde niet steeds een verwijzing naar beginselen inhoudt.2 Bovendien, zo werd opgemerkt, laat zich lastig een hard, sluitend criterium formuleren aan de hand waarvan beginselen van overige normatieve uitspraken kunnen worden onderscheiden. Het kan verleidelijk zijn om uitspraken die zich niet laten verklaren aan de hand van de traditioneel als beginselen aangemerkte eisen, te verklaren aan de hand van uit die uitspraken afgeleide beginselen. Men hoede zich er echter voor elke 'onverklaarbare' beslissing te abstraheren tot een beginsel ter verklaring van die beslissing.
Daarom wordt de blik hier slechts gericht op die beginselen, waarvan kan worden gezegd dat zij in de hedendaagse rechtsliteratuur vrij algemeen worden erkend als beginselen van het Nederlandse burgerlijk procesrecht.3 Van die beginselen blijken de volgende beginselen relevant te kunnen zijn voor de inhoud van de verwijzingen naar een goede procesorde die in de onderzochte rechtspraak werden aangetroffen: het beginsel van partijautonomie (ten aanzien van de vraag of geprocedeerd wordt en waarover geprocedeerd wordt)4, het beginsel van een effectieve toegang tot de rechter5, het beginsel van hoor en wederhoor6, het beginsel van een berechting van de zaak binnen een redelijke termijn (dat tot uitdrukking komt in het streven een onredelijke vertraging van het geding te voorkomen)7, het beginsel van motivering van de beslissing8 en het beginsel van een behandeling en berechting in twee feitelijke instanties en toetsing op schendingen van het recht of verzuim van vormen in cassatie.9 De naar heersende opvatting eveneens als beginselen van burgerlijk procesrecht aangemerkte eisen van onpartijdigheid van de rechter en openbaarheid van de behandeling en de uitspraak speelden bij de gevonden verwijzingen in de rechtspraak geen rol, maar ook deze eisen zullen, juist omdat zij als beginselen van Nederlands burgerlijk procesrecht worden beschouwd, een rol kunnen spelen.
Voorts kan worden gewezen op meer morele, niet specifiek procesrechtelijke beginselen, door Vranken de zedelijkheidspostulaten van het recht genoemd.10 Zij doen zich in meer of mindere mate gelden in elk rechtsgebied en zijn welhaast te beschouwen als beginselen die inherent zijn aan het recht zelf. Men denke dan aan het doelmatigheidsbeginsel11, het gelijkheidsbeginsel (dat toegespitst op het procesrecht eist dat partijen gelijke proceskansen hebben (equality of arms en hoor en wederhoor) en een gelijkwaardige behandeling krijgen)12, het rechtszekerheidsbeginsel13 en het beginsel van bescherming van opgewekt vertrouwen.14