De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.3.3:8.3.3 Behoorlijkheidsopvattingen en rechtsovertuigingen
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.3.3
8.3.3 Behoorlijkheidsopvattingen en rechtsovertuigingen
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS377403:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van der Wiel 2004, nr. 214.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
488. Behoorlijkheidsopvattingen en rechtsovertuigingen liggen dicht tegen elkaar aan, in die zin dat rechtsovertuigingen veelal uitdrukking geven aan de doorwerking van behoorlijkheidsopvattingen in het domein van het recht. In dit verband zij gewezen op de mijns inziens juiste veronderstelling van Van der Wiel, dat de in de maatschappij levende algemene behoorlijkheidsopvattingen, zoals de opvatting dat liegen niet hoort of de opvatting dat men anderen geen onnodig nadeel mag berokkenen, relevanter zijn voor de inhoud van de eisen van een goede procesorde, dan de maatschappelijke opvattingen over de goede procesorde zelf. Aan die maatschappelijke opvattingen komt volgens Van der Wiel immers weinig zelfstandige relevantie toe, nu verondersteld kan worden - gegevens hierover afkomstig uit opinieonderzoek ontbreken echter - dat die opvattingen globaal in dezelfde richting wijzen als de algemeen erkende beginselen van procesrecht, terwijl rechtsovertuigingen met betrekking tot specifiekere vragen waarschijnlijk tamelijk diffuus zijn, en om die reden ook slechts van geringe betekenis kunnen zijn.1