Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/338
338 Contractuele klachtplicht/vervalbeding (ook wel reclame genoemd)
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691845:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Asser/Hijma 7-I 2019/825 en Tjittes & Boom 2020/32 e.v.
De verkoper kan belang hebben bij een korte termijn in verband met inspectiemogelijkheden en eigen verplichtingen jegens toeleveranciers en verzekeraars om geen rechten te verspelen.
Zie de conclusie van A-G M.H. Wissink vóór HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:559, RvdW 2017/428 (art. 81 RO).
Hijma 2016b/32.
Zie Wessels & Jongeneel 2017, p. 253 e.v. en Asser/Sieburgh 6-III 2022/502-503.
De bewijslast dat het beding niet onredelijk bezwarend is (tegendeelbewijs) rust op de gebruiker van de algemene voorwaarden, nu het gaat om een wettelijk vermoeden met een normatieve strekking.
Zie ook HR 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:531, NJ 2020/138.
Valk 2016a onder 4.
Het bestaan van verzekeringsdekking brengt niet mee dat het beroep op een vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Een verzekeringsdekking betekent dat de partij die de vervaltermijn hanteert een verplichting tot schadevergoeding kan afwentelen op haar verzekeraar.
De bij de wettelijke klachtplicht ontwikkelde gezichtspunten kunnen bij contractuele klachtplichten tot inspiratie dienen (A-G J. Spier, randnr. onder 3.33 e.v. vóór het arrest HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260, r.o. 4.3.1, NJ 2015/274 met nt. Jac. Hijma (Afvalzorg/Slotereind)). Zie ook Asser/Hijma 7-I 2019/825 en Asser/Sieburgh 6-I 2020/408d.
Van Boom 2013.
Jac. Hijma in zijn noot onder 7 in NJ 2015/274 bij HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260 (Afvalzorg/Slotereind). Hij benadrukt bovendien dat het anders dan bij art. 6:89 en 7:23 BW, waar het om een redelijke uitleg van de wet gaat, bij de contactuele klachtplicht gaat om uitleg van een onderdeel van een overeenkomst (onder 11. van zijn noot). Zie ook Boom 2021.
Bij koop tussen professionele partijen is het wettelijk klachtplichtregime regelend recht. Partijen kunnen afwijken van de wettelijke regeling; zij kunnen hun eigen regeling (al dan niet in algemene voorwaarden opgenomen) daarvoor in de plaats stellen.1 Zo kunnen zij er behoefte aan hebben een vaste termijn in hun contract te omschrijven of op een bepaalde datum te fixeren.2 De koper die schadevergoeding vordert van de verkoper wegens non-conformiteit kan, indien de verkoper een beroep doet op de te late klacht, zich op het standpunt stellen dat de contractuele klachttermijn onredelijk kort is en aan vernietiging bloot staat (een onredelijk bezwarend beding).3
Reflexwerking
Reflexwerking van art. 6:237 aanhef en onder h BW vindt toepassing bij kleine ondernemers, waarvan wordt aangenomen dat deze een met de consument vergelijkbare bescherming verdienen, zoals een zelfstandige zonder personeel4 en een natuurlijk persoon die handelen in de uitoefening van haar beroep of bedrijf.5 De eisende partij zal de omvang van haar eigen onderneming moeten toelichten, of en zo ja, hoeveel personeel zij heeft.6 Wordt het beroep op reflexwerking gehonoreerd, dan kan de aansprakelijkgestelde partij tegenbewijs7 leveren tegen het vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is voor eiser.
Biedt de reflexwerking geen soelaas, dan zal de eisende partij moeten ingaan op de relevante omstandigheden die worden genoemd in de open norm van art. 6:233 onder a BW.8 De bewijslast rust op de eisende partij: zij moet stellen en bewijzen dat de korte termijn van het klachtplichtbeding in de gegeven omstandigheden voor haar onredelijk bezwarend is (een contra-bevrijdend verweer). Wanneer de gebruiker daartegen ingaat, betreft zijn verweer een gemotiveerde betwisting en niet een bevrijdend verweer.9
Betreft het een in de branche gebruikelijke termijn, dan slaagt het beroep op een vervalbeding en worden de vorderingen van eiser afgewezen, tenzij eiser met succes een beroep kan doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De koper kan aangeven dat het hanteren van een dergelijke korte termijn in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 6:248 lid 2 BW; een bevrijdend verweer). Bij een beroep op art. 6:248 lid 2 BW zal de koper daartoe feiten en omstandigheden moeten stellen.10 Voor de uitleg van een contractuele clausule waarbij wordt afgeweken van een wettelijke bepaling van regelend recht, kan van belang zijn wat die wettelijke bepaling inhoudt.11 Indien een contractuele regeling concreter is dan de regeling van de klachtplicht van art. 6:89 BW, betoogt Van Boom dat de alles-of-niets sanctionering eerder toelaatbaar moet worden geacht.12 Hijma daarentegen betoogt dat er bij een contractuele klachtplicht geen aanwijzingen bestaan voor een algeheel rechtsverval; een voor de koper minder extreme uitleg zal zijns inziens voor de hand liggen.13 Ik onderschrijf de mening van Hijma. Dat betekent dat in voorkomende gevallen een beroep kan worden gedaan op art. 6:248 lid 2 BW en de rechter op verlangen van een partij, in plaats van de vordering toe of af te wijzen, de gevolgen van een niet-tijdige klacht kan wijzigen.