Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)
Bijlage I De in artikel 10 bedoelde categorieën van activiteiten
Geldend
Geldend vanaf 04-08-2024
- Bronpublicatie:
24-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1785 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1785)
- Inwerkingtreding
04-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1785 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1785)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
De hieronder genoemde drempelwaarden hebben in het algemeen betrekking op de productiecapaciteit of op het vermogen. Wanneer in dezelfde installatie verscheidene, onder dezelfde beschrijving vallende activiteiten met drempelwaarde, worden uitgeoefend, worden de capaciteiten van de activiteiten bij elkaar opgeteld. Voor afvalbeheeractiviteiten is deze berekeningsmethode van toepassing op de activiteitenniveaus 5.1 en 5.3, onder a) en b).
De Commissie stelt richtsnoeren vast over:
- a)
het verband tussen in deze bijlage beschreven afvalbeheeractiviteiten en die welke staan beschreven in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2008/98/EG; en
- b)
de interpretatie van de term ‘industriële schaal’ met betrekking tot de beschrijving van de in deze bijlage beschreven activiteiten van de chemische industrie.
- 1.
Energie-industrieën
- 1.1.
Het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer
- 1.2.
Het raffineren van aardolie en gas
- 1.3.
De productie van cokes
- 1.4.
Het vergassen, vloeibaar maken of de pyrolyse van:
- a)
steenkool;
- b)
andere brandstoffen in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 20 MW of meer.
- 2.
Productie en verwerking van metalen
- 2.1.
Het roosten of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts.
- 2.2.
De productie van ijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten met een capaciteit van meer dan 2,5 t per uur.
- 2.3.
De verwerking van ferrometalen door:
- a)
warmwalsen met een capaciteit van meer dan 20 ton ruwstaal per uur;
- aa)
koudwalsen met een capaciteit van meer dan 10 ton ruwstaal per uur;
- b)
smeden met hamers met een slagarbeid van meer dan 50 kilojoule per hamer;
- ba)
smeden met een smeedpers met een kracht van meer dan 30 meganewton (MN) per pers;
- c)
het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2 ton ruwstaal per uur.;
- 2.4.
Het smelten van ferrometalen met een productiecapaciteit van meer dan 20 t per dag.
- 2.5.
De verwerking van non-ferrometalen:
- a)
de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés;
- b)
het smelten, met inbegrip van het legeren van non-ferrometalen, inclusief terugwinningsproducten en het gieten van non-ferrometalen met een smeltcapaciteit van meer dan 4 t per dag voor lood en cadmium of 20 t per dag voor alle andere metalen.
- 2.6.
Oppervlaktebehandeling van metalen of kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m3 bedraagt.
- 2.7.
Fabricage van batterijen, met uitzondering van uitsluitend assemblage, met een productiecapaciteit van 15 000 ton batterijcellen (kathode, anode, elektrolyt, separator, omhulsel) of meer per jaar.
- 3.
Minerale industrie
- 3.1.
De productie van cement, ongebluste kalk en magnesiumoxide:
- a)
productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 t per dag, of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag;
- b)
productie van ongebluste kalk in ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag;
- c)
productie van magnesiumoxide in ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag.
- 3.2.
De winning van asbest of de fabricage van asbestproducten.
- 3.3.
De fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 t per dag.
- 3.4.
Het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van de fabricage van mineraalvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 t per dag.
- 3.5.
Fabricage van keramische producten door middel van bakken, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met:
- a)
een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag, en/of
- b)
een ovencapaciteit van meer dan 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m3.
- 3.6.
Winning, waaronder behandeling ter plaatse, zoals vergruizen, zeven, verrijking en veredeling, van de volgende ertsen op industriële schaal:
bauxiet, chroom, kobalt, koper, goud, ijzer, lood, lithium, mangaan, nikkel, palladium, platina, tin, wolfraam en zink.
- 4.
Chemische industrie
Voor de doeleinden van dit deel wordt onder fabricage in de zin van de categorieën activiteiten in dit deel verstaan de fabricage van de in 4.1 tot en met 4.6 genoemde stoffen of groepen stoffen op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.
- 4.1.
De fabricage van organisch-chemische producten, zoals:
- a)
eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische),
- b)
zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen,
- c)
zwavelhoudende koolwaterstoffen,
- d)
stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten, isocyanaten,
- e)
fosforhoudende koolwaterstoffen,
- f)
halogeenhoudende koolwaterstoffen,
- g)
organometaalverbindingen,
- h)
kunststof materialen (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels),
- i)
synthetische rubber,
- j)
kleurstoffen en pigmenten,
- k)
tensioactieve stoffen en tensiden.
- 4.2.
De fabricage van anorganisch-chemische producten, zoals:
- a)
gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, behalve indien geproduceerd via elektrolyse, zwaveldioxide, carbonylchloride;
- b)
zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum, zwaveligzuur,
- c)
basen, zoals ammoniumhydroxide, kaliumhydroxide, natriumhydroxide,
- d)
zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, kaliumcarbonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat,
- e)
niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide.
- 4.3.
De fabricage van fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen).
- 4.4.
De fabricage van producten voor gewasbescherming of van biociden.
- 4.5.
De fabricage van farmaceutische producten met inbegrip van tussenproducten.
- 4.6.
De fabricage van explosieven.
- 5.
Afvalbeheer
- 5.1.
De verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 t per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten:
- a)
biologische behandeling;
- b)
fysisch-chemische behandeling;
- c)
mengen of vermengen voorafgaand aan een van de onder 5.1 en 5.2 vermelde behandelingen;
- d)
herverpakking voorafgaand aan een van de onder 5.1 en 5.2 vermelde behandelingen;
- e)
terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen;
- f)
recycling/terugwinning van andere anorganische materialen dan metalen of metaalverbindingen;
- g)
regeneratie van zuren of basen;
- h)
terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan;
- i)
terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren;
- j)
herraffinage van olie en ander hergebruik van olie;
- k)
opslag in waterbekkens.
- 5.2.
De verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties voor:
- a)
ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 3 t per uur;
- b)
gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 t per dag.
- 5.3
- a)
De verwijdering van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van één of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten bedoeld in Richtlijn 91/271/EEG van de Raad (1):
- i)
biologische behandeling, zoals anaerobe vergisting of co-vergisting;
- ii)
fysisch-chemische behandeling;
- iii)
voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding;
- iv)
behandeling van slakken en as;
- v)
behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan.
- b)
Nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag, door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van activiteiten die onder Richtlijn 91/271/EEG vallen:
- i)
biologische behandeling, zoals anaerobe vergisting;
- ii)
voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding;
- iii)
behandeling van slakken en as;
- iv)
behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan.
Indien de behandeling van het afval beperkt blijft tot anaerobe vergisting, bedraagt de maximale capaciteitsdrempelwaarde voor deze activiteit 100 ton per dag.
- 5.4.
Stortplaatsen, als gedefinieerd in artikel 2, onder g), van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (2), die meer dan 10 t afval per dag ontvangen of een totale capaciteit van meer dan 25 000 t hebben, met uitzondering van stortplaatsen voor inerte afvalstoffen.
- 5.5.
Tijdelijke opslag van niet onder punt 5.4 vallende gevaarlijke afvalstoffen, in afwachting van een van de onder de punten 5.1, 5.2, 5.4 en 5.6 vermelde behandelingen, met een totale capaciteit van meer dan 50 t, met uitsluiting van tijdelijke opslag, voorafgaande aan inzameling, op de plaats van productie.
- 5.6.
Ondergrondse opslag van gevaarlijke afvalstoffen met een totale capaciteit van meer dan 50 t.
- 6.
Andere activiteiten
- 6.1.
De fabricage, in industriële installaties van:
- a)
papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen;
- b)
papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 t per dag;
- c)
een of meer van de volgende platen en panelen van hout: oriented strand board (OSB), spaanplaat of vezelplaat met een productiecapaciteit van meer dan 600 m3 per dag.
- 6.2.
De voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven of afwerken van textielvezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag.
- 6.3.
Het looien van huiden met een verwerkingscapaciteit van meer dan 12 t eindproducten per dag.
- 6.4
- a)
De exploitatie van slachthuizen met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag geslachte dieren.
- b)
De bewerking en verwerking behalve het uitsluitend verpakken, van de volgende grondstoffen, al dan niet eerder bewerkt of onbewerkt, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van:
- i)
uitsluitend dierlijke grondstoffen (andere dan uitsluitend melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 t per dag eindproducten;
- ii)
uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 t per dag eindproducten of 600 t per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is;
- iii)
dierlijke en plantaardige grondstoffen, zowel in gecombineerde als in afzonderlijke producten, met een productiecapaciteit in ton per dag van meer dan:
- —
75 indien A gelijk is aan of hoger dan 10, of
- —
[300- (22,5 × A)] in alle andere gevallen,
waarin ‘A’ het aandeel dierlijk materiaal is (in gewichtspercentage) van de productiecapaciteit in eindproducten.
De verpakking is niet inbegrepen in het eindgewicht van het product.
Deze onderafdeling is niet van toepassing wanneer de grondstof uitsluitend melk is.
- c)
De bewerking en verwerking van uitsluitend melk, met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 t per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis).
- 6.5.
De destructie of verwerking van kadavers of dierlijke bijproducten met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag.
- 6.6.
Elektrolyse voor de productie van waterstof met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag.
- 6.7.
De oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten met behulp van organische oplosmiddelen, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, het aanbrengen van een laag, het ontvetten, het vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren, met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg organisch oplosmiddel per uur, of meer dan 200 t per jaar.
- 6.8.
De fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering.
- 6.9.
Het afvangen van CO2-stromen van onder deze richtlijn vallende installaties voor geologische opslag overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG.
- 6.10.
De conservering van hout en houtproducten met behulp van chemische stoffen met een productiecapaciteit van meer dan 75 m3 per dag, met uitzondering van de behandeling die uitsluitend gericht is op het voorkomen van sapvlekken.
- 6.11.
Een niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG vallende zelfstandig geëxploiteerde behandeling van afvalwater dat door een onder hoofdstuk II vallende installatie is geloosd.