Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
2.1.8 Steun voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen in de bosbouw
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(540)
De Commissie zal steun voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(541)
Deze afdeling is van toepassing op ondernemingen die actief zijn in de bosbouw.
(542)
Het betrokken onderling fonds moet:
- a)
door de bevoegde autoriteit van de lidstaat zijn geaccrediteerd overeenkomstig de nationale wetgeving;
- b)
een transparant beleid voeren ten aanzien van de betalingen aan en afboekingen van het betrokken fonds;
- c)
beschikken over duidelijke voorschriften inzake de toewijzing van verantwoordelijkheid voor schulden.
(543)
De lidstaten moeten voorschriften vaststellen voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, met name met betrekking tot de verlening van compensatiebetalingen en met betrekking tot het beheer en de monitoring van de naleving van die voorschriften. De lidstaten moeten erop toezien dat de regelingen van de fondsen voorzien in sancties in geval van nalatigheid van de begunstigde.
In aanmerking komende kosten
(544)
De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen waarmee bosbezitters en bosbeheerders worden vergoed voor schade als gevolg van bosbranden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, andere ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen, plagen van invasieve uitheemse soorten, rampzalige gebeurtenissen en met de klimaatverandering verband houdende gebeurtenissen als bedoeld in punt (514) en door beschermde dieren veroorzaakte schade als bedoeld in afdeling 2.8.5. De financiële bijdragen mogen slechts betrekking hebben op de bedragen die de onderlinge fondsen als financiële vergoeding betalen aan ondernemingen die actief zijn in de bosbouw.
(545)
Met betrekking tot de steun voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen waarmee schade als gevolg van milieuongevallen wordt vergoed, moet een milieuongeval formeel als zodanig worden erkend door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.
(546)
Zo nodig kunnen de lidstaten vooraf criteria vaststellen op basis waarvan de in punt (545) bedoelde formele erkenning wordt geacht te zijn verleend.
Steunintensiteit
(547)
De steun mag ten hoogste 70 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.