Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
2.1.1 Steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(503)
De Commissie zal steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(504)
In de context van bebossing en de aanleg van beboste gronden zijn de volgende minimale milieuvereisten van toepassing:
- a)
bij de selectie van de aan te planten soorten, van de arealen en van de te gebruiken methoden moet het volgende worden vermeden: een niet-passende bebossing van kwetsbare habitats, zoals veengebieden en wetlands, en negatieve effecten op gebieden met een hoge ecologische waarde, waaronder gebieden met een op een hoge natuurwaarde gerichte landbouw; in krachtens Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG aangewezen Natura 2000-gebieden mag alleen bebossing worden toegestaan die strookt met de beheersdoelstellingen voor die gebieden en waarover overeenstemming is bereikt met de autoriteit van de lidstaat die met de uitvoering van Natura 2000 is belast;
- b)
bij de selectie van de soorten, rassen, ecotypen en herkomst van de bomen moet rekening worden gehouden met de vereiste weerbaarheid ten aanzien van klimaatverandering en natuurrampen en met de pedologische en hydrologische gesteldheid van het betrokken areaal, alsook met het potentiële invasieve karakter van de soorten onder door de lidstaten omschreven lokale omstandigheden; de begunstigde moet ertoe worden verplicht om het bos ten minste gedurende de periode waarvoor de premie voor gederfde landbouwinkomsten en onderhoud wordt betaald, te beschermen en ervoor te zorgen; deze activiteiten moeten naargelang het geval bestaan uit het verzorgen, uitdunnen of beweiden met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het bos, het reguleren van de concurrentie met kruidachtige vegetatie en het voorkomen van een ophoping van brandgevoelig ondergroeimateriaal; de lidstaten moeten voor snelgroeiende soorten een minimum- en een maximumperiode vaststellen voordat deze mogen worden geveld; de minimumperiode moet ten minste acht jaar bedragen en de maximumperiode mag ten hoogste twintig jaar bedragen;
- c)
wanneer als gevolg van moeilijke bodem-, klimatologische of milieuomstandigheden, met inbegrip van de aantasting van het milieu, niet kan worden verwacht dat de aanplant van meerjarige houtachtige planten tot de overeenkomstig de geldende nationale wetgeving omschreven bosbedekking zal leiden, mag de betrokken lidstaat de begunstigde toestaan een andere houtige vegetatiebedekking aan te leggen, zoals struiken of heesters die geschikt zijn voor de plaatselijke omstandigheden; de begunstigde moet dan zorg en bescherming bieden op het niveau dat voor bossen geldt;
- d)
in het geval van bebossingsactiviteiten die leiden tot de aanleg van bossen die groter zijn dan een door de lidstaten te bepalen drempel, moet de verrichting bestaan uit:
- i)
de aanplant van ecologisch aangepaste soorten en/of soorten die in het betrokken biogeografische gebied tegen klimaatverandering bestand zijn en waarvan niet in een effectbeoordeling is vastgesteld dat zij de biodiversiteit en ecosysteemdiensten in gevaar brengen of de gezondheid van de mens nadelig beïnvloeden, of
- ii)
de aanplant van een mix van boomsoorten met hetzij minstens 10 % loofbomen per areaal, hetzij een minimum van drie boomsoorten of variëteiten, waarbij de minst goed vertegenwoordigde minstens 10 % van het areaal beslaat.
(505)
In de aanmelding aan de Commissie moet een deugdelijke beschrijving worden gegeven waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van punt (504) wordt voldaan, en moet elke afwijking daarvan worden gerechtvaardigd.
In aanmerking komende kosten
(506)
De steun dient voor de financiering van de kosten van de aanleg van bossen en beboste gronden op landbouw- en niet-landbouwgrond. Voorts mag gedurende een door de lidstaat bepaalde maximumperiode steun worden verleend in de vorm van een jaarlijkse premie per hectare voor de kosten van het gederfde landbouwinkomen en van onderhoudsactiviteiten, waaronder zuivering en dunning. Voor de kosten van de uitrusting voor bebossing en de aanleg van bosgebieden kan alleen steun worden verleend in het kader van afdeling 2.1.5. De kosten van de aanleg kunnen de vervanging van tijdens het eerste jaar afgestorven bomen omvatten. De kosten van onderhoud kunnen de vervanging van bomen bij kleinschalige sterfte tijdens de eerste jaren na de aanplanting omvatten. Voor de kosten van de vervanging van bomen bij grootschalige sterfte kan alleen steun worden verleend in het kader van afdeling 2.1.3.
(507)
Er mag geen steun worden verleend voor de aanplant van bomen voor hakhout met korte omlooptijd, kerstbomen of snelgroeiende bomen voor de energieproductie en voor investeringen in bebossing die niet stroken met de klimaat- en milieudoelstellingen en met de beginselen van duurzaam bosbeheer, zoals vastgelegd in de pan-Europese richtsnoeren voor bebossing en herbebossing (1). De aangeplante soorten moeten aangepast zijn aan de milieu- en klimaatomstandigheden van het areaal en voldoen aan de in punt (504) bedoelde minimale milieuvereisten.
Steunintensiteit
(508)
De steun mag ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
Voetnoten
Aangenomen door de Ministeriële Conferentie over de bescherming van de bossen in Europa op 12–13 november 2008 (https://foresteurope.org/wp-content/uploads/2016/08/Pan-EuropeanAfforestationReforestationGuidelines.pdf).