De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/24.3.1:24.3.1 Bestaande dwangsomvordering
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/24.3.1
24.3.1 Bestaande dwangsomvordering
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS373185:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 1 februari 1985, NJ 1985, 866(Van Tuijn/Leutscher), m.nt. Heemskerk.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Gezien haar zelfstandige karakter moet er voorts van worden uitgegaan dat de bestaande dwangsomvordering zonder probleem afzonderlijk kan worden kwijtgescholden. Illustratief in dit verband is het arrest van de Hoge Raad inzake Van Tuyn/Leutscher1, waarin van de geldigheid van kwijtschelding van al verbeurde dwangsommen zonder meer werd uitgegaan en nog slechts de vraag naar de deelbaarheid van dwangsommen ter beantwoording restte. Aanleiding tot het arrest was een casus waarin op straffe van verbeurte van één dwangsom een veroordeling was uitgesproken tot het verrichten van één prestatie, jegens vijf schuldeisers. Twee van deze schuldeisers hadden de dwangsomdebiteur de al verbeurde dwangsom kwijtgescholden; de vraag was of de dwangsomdebiteur desalniettemin het gehele bedrag aan de overige drie schuldeisers verschuldigd was, dan wel slechts jegens ieder van hen een vijfde van het verbeurde bedrag. De Hoge Raad bepaalde dat een dwangsom nadat zij is verbeurd, geen prikkel meer tot nakoming van de uitgesproken veroordeling vormt. Om die reden bestond volgens de Hoge Raad geen aanleiding om op grond van de strekking van de dwangsom af te wijken van hetgeen op het stuk van deelbaarheid in het algemeen geldt ten aanzien van verbintenissen tot betaling van een geldsom.