Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/849
1. Wijze van berekening gemaakte kosten is niet zonder meer begrijpelijk. 2. Het bewezenverklaarde feit is mede vóór 1 april 2012 begaan en dus had hof art. 38v Sr (i.w.tr. 1 april 2012) niet mogen toepassen. 3. Criteria ter bepaling van één (voortdurend) delict dan wel meerdere delicten.
HR 10-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1151
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 september 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
22/01648
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:1151, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑09‑2024
ECLI:NL:PHR:2024:575, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑05‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑10‑2022
- Wetingang
Essentie
1. De wijze waarop het hof de hoogte van de door de verdachte gemaakte kosten heeft berekend is niet zonder meer begrijpelijk. 2. Nu het bewezenverklaarde feit (mensenhandel), dat door het hof als één misdrijf is gekwalificeerd, mede vóór 1 april 2012 is begaan had het hof art. 38v Sr (i.w.tr. 1 april 2012) buiten toepassing moeten laten. 3. Of sprake is van één (voortdurend) delict dan wel meerdere delicten wordt mede bepaald door de inrichting van de tenlastelegging en van de bewezenverklaring, alsmede de wijze waarop het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd.
Samenvatting
- 1.
Het hof heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.