De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.4:10.1.4 Geen compensatoir karakter
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.4
10.1.4 Geen compensatoir karakter
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376721:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Mijn oordeel dat de verschuldigdheid van dwangsommen moet corresponderen met de materiële privaatrechtelijke rechtsverhouding impliceert niet dat voor de verschuldigdheid van dwangsommen ook een materieelrechtelijke legitimatie zou moeten bestaan. Een materieelrechtelijke legitimatie ontbreekt immers in beginsel, nu de betalingsverplichting ter zake van verbeurde dwangsommen geen vergoeding behelst voor als gevolg van het niet naleven van de hoofdveroordeling geleden schade. Heeft de dwangsomcrediteur als gevolg van de ongehoorzaamheid aan de hoofdveroordeling schade geleden, dan kan hij deze schade onverkort van zijn wederpartij vorderen: als regel vindt geen voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) plaats. Weliswaar is door de Beneluxwetgever in de Toelichting bij art. 611c Rv een (bescheiden) mogelijkheid opengelaten om van deze hoofdregel af te wijken, maar daarvoor moet van - in die Toelichting overigens niet nader gespecificeerde - bijzondere omstandigheden sprake zijn.