Einde inhoudsopgave
Wet overgang bijzondere rechtspleging
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Met ingang van de dag, waarop in enig gebied de rechtsmacht van een bijzonder gerechtshof op de arrondissements-rechtbanken is overgegaan, kan in dat gebied in geval van een gedraging, genoemd in artikel 1 van het Tribunaalbesluit, door de officier van justitie of de hulpofficier een bevel tot inverzekeringstelling en op vordering van de officier van justitie een bevel tot voorlopige hechtenis worden gegeven.
2.
De artikelen 57–69, 73, 77–86, 88 en 533 tot en met 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat hetgeen in die artikelen omtrent de rechter-commissaris, de rechtbank en de rechter is bepaald, ten deze geldt voor de krachtens artikel 17, tweede lid, tot kennisneming van tribunaalzaken bevoegde kantonrechter binnen het rechtsgebied van de rechtbank, waarbij de officier van justitie is geplaatst. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.
3.
Een vordering van de officier van justitie tot verlening of verlenging van een bevel tot voorlopige hechtenis geldt als verlening van een fiatbehandeling.