Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/8.6.3
8.6.3 Samenwerking: naar het ontstaan van een entiteit
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS365680:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
R. Gulati and H. Singh, The Architecture of Cooperation: Managing Coordination Costs and Appropriation Concerns in Strategic Alliances, Administrative Science Quarterly, Vol. 43, nr. 4, 1998, blz. 784.
R. Gulati, Managing Network Resources: Alliances, Affiliations, and Other Relational Assets, Oxford University Press, Oxford, 2008, blz. 198.
Zoals aangegeven in paragraaf 8.5, zullen partijen, naarmate de samenwerking hechter wordt (de interdependency groter wordt), controle op elkaar willen uitoefenen (“hierarchical control”). In het geval van de minst vergaande mate van samenwerking, kunnen partijen nog volstaan met het sluiten van contracten die uitdrukking geven aan de gedachte dat zij onafhankelijke partijen met ieder zelfstandige activiteiten zijn. In het geval van de meest vergaande mate van samenwerking zal evenwel eerder worden gekozen voor een organisatievorm die leidt tot het ontstaan van een nieuwe entiteit waarin de activiteiten worden verricht.1
Aldus kan een model worden gevormd, waarin diverse niveaus van de organisatie van samenwerking worden onderscheiden. Het blijft een modelmatige benadering, omdat in de praktijk niet alle niveaus doorlopen worden, en – voor zover zij wel worden doorlopen – niet noodzakelijkerwijs in de in dit model beschreven volgorde worden doorlopen.2 Zoals ik heb aangegeven, is het doel van dit model het vormen van een achtergrond waartegen de diverse verschijningsvormen van samenwerkingsverbanden (zie paragraaf 8.1) kunnen worden geplaatst. Aan de hand van dit model kunnen de diverse contractuele samenwerkingsverbanden die in de maatschappij voorkomen, worden gecategoriseerd en kan het verband in kaart worden gebracht tussen de intensiteit van samenwerking en het zich voordoen van onderlinge transacties (leveringen van goederen en diensten) tussen de samenwerkende actoren alsmede van eventuele transacties jegens of door het samenwerkingsverband als zelfstandige actor.
Het door mij gehanteerde model kent daartoe een subjectniveau en een objectniveau. Een subject is een zelfstandige actor. De subjecten in dit onderzoek zijn ondernemers, zie deel I, hoofdstuk 4). Een object is een handeling van een subject jegens een ander subject. In de btw gaat het in het bijzonder om die categorie handelingen die als leveringen van goederen of diensten kunnen worden aangemerkt. Op het subjectniveau van het model gaat het om de bepaling van de plaats van de subjecten (de actoren, in dit onderzoek zijn dat ondernemers) ten opzichte van elkaar. Slechts van elkaar te onderscheiden actoren (entiteiten) kunnen immers waarneembare handelingen jegens elkaar verrichten. Hetgeen op subjectniveau wordt vastgesteld, is dan ook bepalend voor het objectniveau. Op het niveau van het object gaat het om de handelingen die te onderkennen vallen tussen de samenwerkende subjecten.