Zie in het bijzonder ook HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:384. Voorts HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2025, HR 18 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3310, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:579 en HR 30 augustus 2016, ECLI:NL:HR:2016:2006.
HR, 11-04-2017, nr. 16/04579
ECLI:NL:HR:2017:657
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-04-2017
- Zaaknummer
16/04579
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:657, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑04‑2017; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:250, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:250, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑02‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:657, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0196
Uitspraak 11‑04‑2017
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag, beslag. Art. 94 Sv. Vervolg op ECLI:NL:HR:2016:629. Vernietiging met verwijzing naar de CAG: uit de overwegingen van de Rb. blijkt niet dat zij - met inachtneming van het summiere en voorlopige karakter van de beklagprocedure - het juiste toetsingskader heeft toegepast. Volgt verwijzing. Samenhang met 16/04574 B.
Partij(en)
11 april 2017
Strafkamer
nr. S 16/04579 B
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 juli 2016, nummer RK 15/24, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de gegrondverklaring van het klaagschrift, waartoe is aangevoerd dat de Rechtbank bij de beoordeling van de vraag of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de in beslag genomen personenauto, is vooruitgelopen op de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofdzaak.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 8 is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2017.
Conclusie 28‑02‑2017
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag, beslag. Art. 94 Sv. Vervolg op ECLI:NL:HR:2016:629. Vernietiging met verwijzing naar de CAG: uit de overwegingen van de Rb. blijkt niet dat zij - met inachtneming van het summiere en voorlopige karakter van de beklagprocedure - het juiste toetsingskader heeft toegepast. Volgt verwijzing. Samenhang met 16/04574 B.
Nr. 16/04579 B Zitting: 28 februari 2017 | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [klager], geb. [geboortedatum] 1971 |
Bij beschikking van 26 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, het klaagschrift van klager, strekkende tot opheffing van het op 3 november 2014 door de politie Oost- Brabant onder klager gelegde beslag op een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type Glk 220 Cdi 4ma, voorzien van kenteken [AA-00-BB], en tot teruggave daarvan aan klager - na terugwijzing bij arrest van de Hoge Raad, d.d. 12 april 2016, 15/02264 - , gegrond verklaard en de teruggave van de personenauto gelast aan klager.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 16/04578 en 16/04579. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
De plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant mr. H.H.J. Knol heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel houdt in dat de rechtbank het summiere en voorlopige karakter van de beklagprocedure onvoldoende in aanmerking heeft genomen.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen:
“De officier van justitie heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu hij, gelet op de vermogenspositie van klager (geen beschikking over legale bronnen van geld) en het feit dat de auto direct na aankoop op naam van [betrokkene] (1930) werd gezet, het niet hoogst onwaarschijnlijk acht dat de rechter, later oordelend, de inbeslaggenomen personenauto verbeurd zal verklaren.
De raadsman heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden opgeheven en de personenauto moet worden teruggegeven aan klager, nu klager de eigenaar is van voornoemde personenauto, deze auto heeft gekocht van geld afkomstig van een erfenis/verzekeringsuitkering, er geen enkele verdenking is jegens klager terzake witwassen.
De beoordeling
Het klaagschrift is tijdig ingediend, immers binnen twee jaren na de inbeslagneming.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van de onder klager inbeslaggenomen personenauto van het merk Mercedes- Benz, type Glk 220 Cdi 4ma, voorzien van kenteken [AA-00-BB].
Het belang van waarheidsvinding is niet meer aan de orde nu het eindproces-verbaal reeds gereed is.
Uit de stukken en het verhandelde in openbare raadkamer van 16 maart 2015 en van heden is gebleken dat voornoemde auto onder klager in beslag is genomen en dat klager redelijkerwijs als rechthebbende van voornoemde auto kan worden aangemerkt, ook al staat de auto op naam van [betrokkene] (1930). De door klager afgelegde verklaring met betrekking tot de aanschaf van en de herkomst van het bedrag waarmee hij de auto heeft betaald acht de rechter alleszins plausibel, temeer nu dit standpunt met stukken is onderbouwd.
Op grond daarvan acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de inbeslaggenomen auto verbeurd zal verklaren. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, gelet op de waarde van de inbeslaggenomen auto, een eventuele verbeurdverklaring disproportioneel is.
Derhalve zal de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave gelasten van voornoemde personenauto aan beslagene/klager.”
6. In zijn arrest van 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823 overwoog de Hoge Raad onder meer:
“Het summiere karakter van de procedure
2.2. Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats,(1) omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. (…).”
7. In zijn arrest van 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:976 oordeelde de Hoge Raad over een beschikking van een rechtbank betreffende beklag strekkende tot teruggave van onder klager inbeslaggenomen apaan. Bij de beoordeling van de gegrondheid van het beklag liet de rechtbank zich uit over de vraag of apaan een geregistreerde stof was in de zin van de wet of op grond van artikel 2 onder a van de Verordening (EG) nummer 273/2004 van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren en oordeelde in dat verband, dat het bij de beslissing of apaan wel of niet onder de definitie van een geregistreerde stof valt, niet van doorslaggevende betekenis is of BMK op eenvoudige of op economisch rendabele wijze uit apaan kan worden verkregen. Voorts oordeelde zij dat niet gebleken was dat de onder klaagster in beslag genomen stof bestemd was voor het bereiden of vervaardigen van middelen als bedoeld in de Opiumwet. Een en ander bracht de rechtbank tot het oordeel dat het beklag gegrond was. In cassatie hield het oordeel van de rechtbank geen stand. De Hoge Raad overwoog:
“2.4. Uit de overwegingen van de Rechtbank blijkt niet dat zij - met inachtneming van het summiere en voorlopige karakter van de beklagprocedure - het juiste toetsingskader heeft toegepast. Voor zover de middelen hierover klagen, zijn ze terecht voorgesteld.”
8. In het onderhavige geval heeft de rechtbank door met verwijzing naar hetgeen de raadsman heeft aangevoerd voorbij te gaan aan de stelling van de officier van justitie dat klager niet de beschikking had over legale bronnen van geld en de auto direct na aankoop op naam van [betrokkene] (1930) was gesteld zich in feite ingelaten met de vraag of er voldoende bewijs was voor witwassen. Dit betekent dat uit de overwegingen van de rechtbank niet blijkt dat zij - met inachtneming van het summiere en voorlopige karakter van de beklagprocedure - het juiste toetsingskader heeft toegepast.1.
9. Het middel slaagt.
10. Het valt op dat de rechtbank na vernietiging van de eerdere beschikking omdat het oordeel van de rechtbank dat sprake was van conservatoir beslag ex art. 94a Sv, zonder nadere motivering, die ontbrak, niet begrijpelijk was, in de onderhavige beschikking niet heeft overwogen of het beslag was gelegd op de voet van art. 94 of van art. 94a Sv. Uit de overwegingen van de rechtbank maak ik op dat de rechtbank ervan is uitgegaan dat het gaat om beslag op de voet van art. 94 Sv.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
12. Na terugwijzing door de Hoge Raad is het onderhavige beklag opnieuw beoordeeld door in persoon dezelfde rechter. Dat moge efficiënt zijn, het lijkt mij niet gelukkig. Teneinde er in te voorzien dat na terugwijzing door een onpartijdige rechter naar de zaak wordt gekeken dient beoordeling van het klaagschrift na terugwijzing door in persoon een andere rechter te geschieden dan door de rechter die eerder al over het beklag heeft geoordeeld.2.Omdat de praktijk bij de rechtbank kennelijk anders is, dient daarom thans mijns inziens na vernietiging verwijzing naar het hof te volgen..
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑02‑2017
Zie HR 18 januari 1994, NJ 1994/305 alsmede G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers, Kluwer 2014, achtste druk, p. 837, 938, Melai/Groenhuijsen e.a., aant. 9.4 op art. 440 (suppl. 141, april 2004).