Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.5.2:7.5.2 Achtergrond groepstoets
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.5.2
7.5.2 Achtergrond groepstoets
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS586262:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 9.
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 11.
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 11.
Vergelijk Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 66. Vergelijk tevens Nota navv, EK, 2003-2004, 29 210, blz. 16.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De groepstoets fungeert als een soort tegenbewijsregeling. Indien de belastingplichtige teveel vreemd vermogen heeft op grond van de individuele toets, kan de groepstoets mogelijk uitkomst bieden. Op deze plaats merk ik nogmaals op, dat de ratio achter art. 10d voornamelijk is het tegengaan van het uithollen van de Nederlandse belastinggrondslag.1 In dit kader moet ook de groepstoets worden bezien. Art. 10d is gericht tegen de overmatige financiering van Nederlandse vennootschappen met vreemd vermogen. Indien het concern waartoe de belastingplichtige behoort in een vergelijkbare of slechtere vermogenspositie verkeert dan de belastingplichtige, is van uitholling van de heffingsgrondslag geen sprake. Alsdan vindt art. 10d geen toepassing. Indien belastingplichtige ‘slechter’ is gefinancierd dan het concern als geheel, biedt de groepstoets in beginsel geen uitkomst.2
In de NvW geeft de wetgever aan, dat de groepstoets als voordeel heeft dat beter wordt aangesloten bij de economische realiteit dan bij de individuele toets. In dat verband merkt hij op, dat bij toepassing van de groepstoets rekening wordt gehouden met de financieringsverhouding die gebruikelijk is binnen de branche waarin de belastingplichtige werkzaam is.3 In dit verband merk ik op dat deze opmerking alleen heeft te gelden indien de belastingplichtige en de moeder zich beide bezighouden met (respectievelijk belangen houden in) vergelijkbare activiteiten. In de situatie dat de moeder naast haar belang in (de branche van) belastingplichtige ook belangen heeft in andere branches, die een andere financieringsverhouding kennen, brengt de groepstoets lang niet altijd uitkomst.4