Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/1174
Erkenning kind door verwekker; vervangende toestemming op voet art. 1:204 lid 3; voorwaardelijke toestemming moeder aan ander vóór indiening verzoek en na door verwekker bij brief aan haar gevraagde toestemming; termijn voor indiening verzoek vervangende toestemming.
HR 30-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3196
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, M.V. Polak, V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/01266
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3196, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:991, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑03‑2015
- Wetingang
Art. 1:204 BW
Essentie
Erkenning kind door verwekker; vervangende toestemming op voet art. 1:204 lid 3; voorwaardelijke toestemming moeder aan ander vóór indiening verzoek en na door verwekker bij brief aan haar gevraagde toestemming; termijn voor indiening verzoek vervangende toestemming.
Op grond van HR 31 mei 2002, NJ 2002/470, m.nt. J. de Boer, moet worden aangenomen dat vanaf het moment waarop een verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming bij de rechtbank is ingediend en totdat daarop definitief is beslist, de moeder aan een ander slechts voorwaardelijk toestemming tot erkenning kan verlenen. Die toestemming heeft in dat geval alleen gevolg ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.