Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/1173
Terugvordering teveel betaalde vennootschapsbelasting binnen fiscale eenheid; moeder of dochter vorderingsgerechtigd?; art. 15 Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
HR 30-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3190 (Merkus Educountancy/Huijzer)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/01724
- Conclusie
A-G mr. J.B.M.M. Wuisman
- Roepnaam
Merkus Educountancy/Huijzer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3190, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:989, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑03‑2014
- Wetingang
Art. 15 Wet VPB 1969
Essentie
Terugvordering teveel betaalde vennootschapsbelasting binnen fiscale eenheid; moeder of dochter vorderingsgerechtigd?; art. 15 Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Art. 15 lid 1 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bepaalt dat bij een fiscale eenheid in de zin van die wet de belasting wordt geheven bij de moedermaatschappij. Deze bepaling brengt mee dat de moedermaatschappij ook de gerechtigde is tot een eventuele terugbetaling van die belasting, en dat het derhalve de moedermaatschappij is aan wie de vordering terzake toekomt. Onjuist is dus het oordeel van het hof dat de wet geen bepaling bevat die voorschrijft aan welke maatschappij van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.