Zie de voorafgaande beschouwingen van mijn ambtgenoten Spronken en Hofstee in onder meer ECLI:NL:PHS:2016:567 bij HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1317.
HR, 14-11-2017, nr. 15/05949
ECLI:NL:HR:2017:2868
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-11-2017
- Zaaknummer
15/05949
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2868, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑11‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1244, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1244, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2868, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Woningoverval. Falende bewijsklacht medeplegen. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
14 november 2017
Strafkamer
nr. S 15/05949
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 december 2015, nummer 22/001540-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2017.
Conclusie 26‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Woningoverval. Falende bewijsklacht medeplegen. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 15/05949 Zitting: 26 september 2017 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 18 december 2015 door het gerechtshof Den Haag wegens “eendaadse samenloop van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren” en “poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen”, veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek.
Namens de verdachte heeft mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat het hof voor de bewezenverklaring van medeplegen een te ruime maatstaf heeft aangelegd, dan wel dat het hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1 :
hij op of omstreeks 20 september 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid cocaïne, althans (hard)drugs en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] , in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of een of meer zich in die woning bevindende perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
- de woning en/of het pand aan [a-straat 1] is binnengedrongen en/of
- de woorden heeft/hebben gezegd/geroepen: “op de grond, op de grond” en/of
- de handen van [betrokkene 3] heeft/hebben vastgebonden en/of
- de woorden heeft/hebben gezegd/geroepen: "geld, geld, geld" en/of
- een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of gericht aan/op die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3]
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 20 september 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid cocaïne, althans (hard)drugs en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- de woning en/of het pand aan [a-straat 1] is binnengedrongen en/of
- de woorden heeft/hebben gezegd/geroepen: “op de grond, op de grond" en/of
- de handen van [betrokkene 3] heeft hebben vastgebonden en/of
- de woorden heeft/hebben gezegd/geroepen: “geld, geld, geld" en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of gericht aan/op die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende in de bijlage bij het arrest van het hof opgenomen bewijsmiddelen:
“1.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 20 september 2014 met nr. PL1500-2014227630-23 van de politie Eenheid Den Haag. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz . 47 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op zaterdag 20 september 2014 hielden wij op de locatie [b-straat 1] , [...] 's-Gravenhage, als verdachte aan:
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [...]
Geboren : [geboortedatum] 1983
Op zaterdag 20 september 2014 kregen wij de melding dat er op de [a-straat] te Den Haag een mogelijke inbraak in woning gaande zou zijn waarbij een persoon uit een raam was geklommen en er ook een schot was gehoord.
Ter plaatse hoorden wij van een collega dat hij een verdachte in de tuin van [b-straat 1] zag staan. Wij zijn beide, na elkaar, over de schutting geklommen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben naar de verdachte gelopen om hem onder controle te brengen. Hierbij heb ik de verdachte verteld dat hij was aangehouden.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2014 met nr. PL1500-2014227630-11 van de politie Eenheid Den Haag. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 61):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zaterdag 20 september 2014 kwam ik ter plaatse op de [a-straat] . Alhier werd ik gewenkt door een onbekend gebleven getuige, welke woonachtig was op de [a-straat] nabij perceel [...] . Hij verklaarde, dat er twee verschillende mannen door de binnentuinen over schuttingen aan het klimmen waren en dat ze nog in het blok van de binnentuinen aanwezig moesten zijn.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 september 2014 met nr. PL1500-2014227630-12 van de politie Eenheid Den Haag. Dit proces-verbaal houdt in - zakelijk weergegeven - (blz. 94 e.v.):
als de op 20 september 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
Op zaterdag 20 september 2014 liep ik over de [a-straat] te Den Haag. Ik zag dat er vanuit een portiekwoning, gelegen aan de [a-straat] , een man de trap af kwam rennen. Ik zag dat deze man helemaal in paniek was. Ik zag dat de man in paniek meerdere malen riep: "bel de politie", ik hoorde dat de man dit schreeuwde.
Daarna hoorde ik heel veel geschreeuw. Ik zag dat er veel jongeren uit het portiek kwamen rennen. Ik denk dat het er 3 of 4 zijn geweest. Ze waren allemaal tenger en geen Nederlanders.
Ik keek in de richting van de genoemde portiekwoning en ik zag dat er op de eerste verdieping een man uit het raam hing. Ik zag dat de man zijn beide handen vasthield aan het raamkozijn. Ik zag dat de man zijn hoofd omdraaide en in de woning keek. Ik hoorde hem schreeuwen : er is politie, er is politie".
En dan hoorde ik een harde knal.
Ik zag dat er na de knal weer twee andere jongens het portiek uit kwamen rennen.
4.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 september 2014 met nr. PL1500-2014227630-72 van de politie Eenheid Den Haag. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven - (blz. 171 e.v.):
als de op 21 september 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Wij waren met z'n drieën binnen. Dus ik, [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) en [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ). [betrokkene 1] zei ik ga ervan door. Toen begon die hele toestand. Ik hoorde dat [betrokkene 2] schreeuwend ging praten. Het geschreeuw was bij de voordeur. Toen ik [betrokkene 2] zo hoorde schreeuwen ben ik opgestaan en heb drie stappen gezet richting de voordeur. Toen kwamen er drie of vier mannen binnen die direct riepen "op de grond, op de grond". Dat riepen ze in het Spaans.
De mannen zeiden dat ik in een andere kamer moest gaan liggen. Ze hebben mijn handen toen met, geloof ik, een riem op mijn rug gebonden. De mannen schreeuwden "geld, geld, geld". [betrokkene 2] stond in de keuken. Ook tegen [betrokkene 2] riepen ze, "geld, geld, geld".
[betrokkene 2] heeft toen een raam opengezet. Dat is het grote raam in de woonkamer die naar de straat opengaat. [betrokkene 2] heeft toen geroepen "politie, politie, politie". Dat was echt een roep om hulp. We waren allemaal in angst.
Een man had een pistool en riep in het Spaans "al piso, al piso", wat betekent "tegen de grond, tegen de grond". Ik weet niet meer in welke hand hij het wapen hield. Het was een zwart pistool. Hij richtte het op mij.
Toen ik op de grond lag heb ik een knal gehoord. Toen het gevaar geweken was zijn [betrokkene 2] en ik door de voordeur naar beneden gegaan en de straat uitgegaan.
5.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 17 maart 2015 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik ben in dat pand geweest. Het klopt dat ik op 20 september 2014 op het platte dak ben gesprongen. Ik ben evenwel op de grond gevallen, niet op een dak.
6.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 september 2014 met nr. PL1500-2014227630-105 van de politie Eenheid Den Haag. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 183 e.v.):
als de op 21 september 2014 afgelegde verklaring van de verdachte [verdachte] :
Ik woon in Brussel. Ik ben gisteren naar Nederland gekomen.
Ik zag mensen met wapens.
Het waren drie of vier mensen, mannen. Ze gingen de trap op naar boven. Volgens mij gingen deze mensen stelen.
Het leek alsof ze de zaak aan het doorzoeken waren. Dat was in een appartement. Ik heb 1 of 2 schoten gehoord.
7.
Een proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, met bijlagen, d.d. 10 december 2014 met BVH nr. 2014-227630 van de politie Den Haag. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 369 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 20 september 2014 hebben wij de woning aan de [a-straat 1] te Den Haag betreden voor een forensisch technisch onderzoek naar de toedracht van, het misdrijf. Wij zagen dat diverse ruimten een doorzochte indruk maakten.
3.4.
Het hof heeft voorts het volgende (nader) overwogen:
“Bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing heeft zij aangevoerd dat het bewijs op essentiële onderdelen alleen maar bestaat uit de verklaring van [betrokkene 3] , die vanwege de onbetrouwbaarheid van deze getuige, niet voor het bewijs gebruikt kan worden.
Voorts is de enkele aanwezigheid van de verdachte in de woning onvoldoende om tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen te komen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Net als [betrokkene 3] heeft de verdachte verklaard dat een aantal gewapende mannen op 20 september 2014 de woning aan de [a-straat 1] is binnengegaan. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij samen, althans tegelijk, met deze groep de woning binnen is gekomen.
Het hof overweegt met betrekking tot hetgeen de verdachte heeft verklaard over zijn aanwezigheid in de woning, namelijk dat hij een tafeltje zag dat hij mee wilde nemen, waarna hij mee naar boven de woning in getrokken is, dat zijn verklaring op dit punt bij gebreke van enige verdere uitleg volstrekt ongeloofwaardig is.
Anders dan de raadsvrouw ziet het hof in de omstandigheid dat [betrokkene 3] zelf betrokken lijkt te zijn bij de in de woning aangetroffen verdovende middelen, geen reden om aan de verklaring van [betrokkene 3] over hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld te twijfelen.
Voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien brengen het hof tot het oordeel dat de verdachte, die evenals de andere binnendringende mannen Spaanstalig is, één van de personen is geweest die heeft getracht om de aanwezigen in de woning aan de [a-straat 1] , te overvallen.
Medeplegen
De raadsvrouw van de verdachte heeft het verweer gevoerd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken omdat niet tot een bewezenverklaring van medeplegen kan worden gekomen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Vooropgesteld dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen af dat hij met een groep gewapende mannen de woning aan de [a-straat 1] is binnengedrongen, waarna aan tenminste één van de aanwezigen, [betrokkene 3] , een vuurwapen is getoond. [betrokkene 3] is in de woning vastgebonden.
Het aandeel van de verdachte heeft er tenminste uit bestaan dat hij — met anderen - de woning is binnengedrongen. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte in elk geval, na dit binnendringen, bij het tonen van het vuurwapen en het vastbinden van [betrokkene 3] aanwezig is geweest en dat hij zijn mededaders daar niet van heeft weerhouden, noch zich op enigerlei wijze van het handelen van deze mededaders heeft gedistantieerd hoewel daartoe wel de gelegenheid heeft bestaan gezien de tijd die met de overval met inbegrip van het vastbinden van [betrokkene 3] gemoeid moet zijn geweest. Voorts kent het hof grote betekenis toe aan de gezamenlijkheid van het optreden van de verdachte en zijn mededaders.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn (onbekend gebleven) mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.”
3.5.
Art. 47 lid 1 sub 1 Sr regelt het medeplegen van een strafbaar feit, waarvan het kerncriterium wordt gevormd door ‘de bewuste en nauwe samenwerking’.1.Sinds 2014 heeft de Hoge Raad zijn lijn voor de kwalificatie van medeplegen verscherpt, met name voor de verhouding met de medeplichtigheid.2.In meer recente rechtspraak heeft de Hoge Raad zijn aandachtspunten voor de kwalificatie van medeplegen nog eens (samengevat) herhaald:
“2.3.1.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten alsook door het beslissen van concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering.
Voorts kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323).
In een geval als het onderhavige kan met betrekking tot de toedracht van de poging tot diefstal wel worden vastgesteld dat deze door "verenigde personen" is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld door wie precies. Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de poging tot diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323).”3.
3.6.
Het middel klaagt in de eerste plaats dat het hof bij de bewezenverklaring van medeplegen een te ruime maatstaf heeft aangelegd. Blijkens de onder 3.4 weergegeven overwegingen van het hof, heeft het hof in zijn beoordeling van medeplegen betrokken of er bij het begaan van medeplegen “sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking”. Gezien hetgeen hiervoor onder 3.5 is vooropgesteld geeft dit geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. In zoverre faalt het middel.
In de tweede plaats klaagt het middel dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. Blijkens de bewijsvoering heeft het hof vastgesteld dat de verdachte door de verbalisanten is aangetroffen in een (besloten) binnentuin nabij de plek waar vlak daarvoor de bewezenverklaarde overval door meerdere personen heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij in het pand aanwezig is geweest. Uit de bewijsvoering blijkt voorts dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met – gewapende – anderen de woning waar de overval zich afspeelde is binnengegaan zonder dat hij daarvoor een aannemelijke verklaring kon verschaffen. Gezien het onder 3.5 vooropgestelde kan een dergelijke omstandigheid door het hof worden meegewogen in de beantwoording van de vraag of het medeplegen bewezen kan worden. Hieraan kon het hof de conclusie verbinden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarvan de verdachte zich bovendien niet heeft gedistantieerd. Dat de precieze rolverdeling in de samenwerking in de bewijsvoering niet is vastgesteld doet daaraan niet af. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. Ook deze tweede klacht faalt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Het middel faalt en kan met de aan art. 81 lid 1 Wet RO ontleende motivering worden afgedaan.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 26‑09‑2017