Einde inhoudsopgave
Wijzigingswet Algemene wet inzake rijksbelastingen, enz. (Versterking fiscale rechtshandhaving)
Artikel X
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Redactionele toelichting
De onderdelen Aa, lid 1, G en H werken terug t/m 01-01-2006. Onderdeel F werkt terug t/m 11-04-2007 (het tijdstip waarop art. I, onderdeel Oa, van het Belastingplan 2006 in werking treedt).
- Bronpublicatie:
27-09-2007, Stb. 2007, 376 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 30322)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2007, Stb. 2007, 376 jo Stb. 2007, 563 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
27-09-2007, Stb. 2007, 376 jo Stb. 2007, 563 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 30322)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Belastingrecht algemeen (V)
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Aan artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, wordt toegevoegd: met prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten wordt gelijkgesteld het niet afdwingbaar worden van een vordering ingevolge artikel 358 van de Faillissementswet;.
- Abis.
Artikel 3.156, zesde lid, vervalt.
- Aa.
Artikel 3.157 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘hoofdstuk IV’ vervangen door: hoofdstuk 4.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘tweede tot en met zesde lid’ vervangen door: tweede tot en met vijfde lid.
- B.
Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘aan bij ministeriële regeling aangewezen groene fondsen.’ vervangen door: aan aangewezen groene fondsen. Aanwijzing geschiedt op verzoek van het fonds bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing.
- 2.
Onder vernummering van het vierde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt het vijfde lid vervangen door:
4
Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is ook reeds mogelijk in een aanloopperiode van drie maanden waarin een instelling nog niet voldoet aan de in het tweede lid opgenomen voorwaarde dat het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het verstrekken van kredieten ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, of het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten.
5
Op verzoek van een instelling wordt de in het vierde lid bedoelde aanloopperiode van drie maanden vervangen door een ingroeiperiode van maximaal twee jaar, indien de instelling voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
- C.
Artikel 5.15 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘aan bij ministeriële regeling aangewezen sociaal-ethische fondsen.’ vervangen door: aan aangewezen sociaal-ethische fondsen. Aanwijzing geschiedt op verzoek van het fonds bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing.
- 2.
Onder vernummering van het vierde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt het vijfde lid vervangen door:
4
Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is ook reeds mogelijk in een aanloopperiode van drie maanden waarin een instelling nog niet voldoet aan de in het tweede lid opgenomen voorwaarde dat het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het verstrekken van kredieten ten behoeve van sociaal-ethische projecten, of in het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten.
5
Op verzoek van een instelling wordt de in het vierde lid bedoelde aanloopperiode van drie maanden vervangen door een ingroeiperiode van maximaal twee jaar, indien de instelling voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
- D.
Artikel 5.18 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappijen.’ vervangen door: aangewezen participatiemaatschappijen. Aanwijzing geschiedt op verzoek van de participatiemaatschappij bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing.
- 2.
Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4
Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is ook reeds mogelijk in een aanloopperiode van drie maanden waarin een participatiemaatschappij nog niet voldoet aan de in het tweede lid opgenomen voorwaarde dat het doel en de feitelijke werkzaamheden bestaan uit:
- a.
het hoofdzakelijk en op brede schaal verstrekken van achtergestelde geldleningen aan beginnende ondernemers als bedoeld in artikel 5.17, derde lid, of het deelnemen in beginnende ondernemers als bedoeld in artikel 5.17, derde lid, onderdeel b,
- b.
uitsluitend of nagenoeg uitsluitend verstrekken van geldleningen aan of deelnemen in participatiemaatschappijen met het in onderdeel a bedoelde doel en feitelijke werkzaamheid.
5
Op verzoek van een participatiemaatschappij wordt de in het vierde lid bedoelde aanloopperiode van drie maanden vervangen door een ingroeiperiode van maximaal twee jaar, indien de participatiemaatschappij voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
- E.
Artikel 5.18a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘aan bij ministeriële regeling aangewezen cultuurfondsen.’ vervangen door: aan aangewezen cultuurfondsen. Aanwijzing geschiedt op verzoek van het fonds bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing.
- 2.
Onder vernummering van het vierde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt het vijfde lid vervangen door:
4
Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is ook reeds mogelijk in een aanloopperiode van drie maanden waarin een instelling nog niet voldoet aan de in het tweede lid opgenomen voorwaarde dat het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het verstrekken van kredieten ten behoeve van culturele projecten in Nederland, of in het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten.
5
Op verzoek van een instelling wordt de in het vierde lid bedoelde aanloopperiode van drie maanden vervangen door een ingroeiperiode van maximaal twee jaar, indien de instelling voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
- F.
Ingeval artikel I, onderdeel Oa, van het Belastingplan 2006 in werking treedt, wordt op het tijdstip van die inwerkingtreding in artikel 6.33, tweede lid, eerste volzin, ‘betreffende’ vervangen door: desbetreffende.
- G.
Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Aan het achtste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bronbelasting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, en bronbelasting als bedoeld in het tiende lid.
- 2.
In het negende lid vervalt de tweede volzin.
- H.
In artikel 9.3, tweede lid, onderdeel k, wordt ‘artikel 9.2, achtste lid’ vervangen door artikel 9.2, negende lid.