Einde inhoudsopgave
Wijzigingswet Algemene wet inzake rijksbelastingen, enz. (Versterking fiscale rechtshandhaving)
Artikel IV
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Redactionele toelichting
Onderdeel 3 werkt terug t/m 01-01-2005.
- Bronpublicatie:
27-09-2007, Stb. 2007, 376 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 30322)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2007, Stb. 2007, 376 jo Stb. 2007, 563 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
27-09-2007, Stb. 2007, 376 jo Stb. 2007, 563 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 30322)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Belastingrecht algemeen (V)
Artikel 23b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Onder aanduiding van de bestaande tekst als tweede lid wordt als eerste lid ingevoegd:
1
Bij een aangewezen kredietinstelling of beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 5.14, artikel 5.15 of artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een aangewezen participatiemaatschappij als bedoeld in artikel 5.18 van die wet, wordt in de ingroeiperiode, bedoeld in die artikelen, voor elke maand van die periode de volgens artikel 22 of krachtens artikel 28 verschuldigde belasting vermeerderd met een lumpsumheffing. De lumpsumheffing wordt berekend naar de situatie aan het eind van de maand en bedraagt 0,2% van het verschil tussen het van beleggers aangetrokken vermogen en 100/70 van hetgeen daarvan is aangewend ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 5.14, derde lid, 5.15, derde lid, 5.18, tweede lid of 5.18a, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
- 2.
In het tot tweede lid vernummerde enige lid wordt ‘een bij ministeriële regeling aangewezen’ telkens vervangen door ‘een aangewezen’ en wordt ‘volgens de artikelen 22 en 23a’ vervangen door: volgens artikel 22.
- 3.
Daarnaast wordt in het tot tweede lid vernummerde enige lid ‘artikel 5.14 of artikel 5.15’ vervangen door: artikel 5.14, artikel 5.15 of artikel 5.18a.