Rb. Gelderland, 08-04-2022, nr. C/05/398103 / FA RK 21-4402
ECLI:NL:RBGEL:2022:1824
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
08-04-2022
- Zaaknummer
C/05/398103 / FA RK 21-4402
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2022:1824, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 08‑04‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2022-0099
Uitspraak 08‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Verzoek tot wijziging van geslacht naar ‘X’ in de geboorteakte toegewezen.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/398103 / FA RK 21-4402
Datum uitspraak: 8 april 2022
beschikking
naar aanleiding van het verzoek van
[naam] (nader te noemen: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te Vught.
Als belanghebbenden ter zake de verbetering van de geboorteakte worden aangemerkt:
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Brunssum (nader te noemen: de ambtenaar),
zetelende te Brunssum ;
De officier van justitie
in het arrondissement Gelderland.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- -
het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 29 december 2021;
- -
een brief van de officier van justitie, ingekomen op 7 januari 2022;
- -
het bericht van de ambtenaar, ingekomen op 31 januari 2022;
- -
het bericht van betrokkene, ingekomen op 1 maart 2022;
- -
het F9-formulier van 31 maart 2022.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2. De feiten
2.1.
Betrokkene is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Betrokkene heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Op 9 november 2016 is via een latere vermelding bij de geboorteakte van betrokkene het geslacht gewijzigd in M (mannelijk), waarbij ook de voornamen zijn gewijzigd in [voornamen] .
3. Het verzoek
3.1.
De rechtbank zal, net zoals de advocaat van betrokkene heeft gedaan, naar betrokkene verwijzen met “die” en “hen” als voornaamwoord en “diens” gebruiken als bezittelijk voornaamwoord.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- -
om aan de geboorteakte een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘X’ zal zijn;
- -
te bepalen dat de voornamen van betrokkene gewijzigd worden in de voornamen [nieuwe voornamen 1] ;
subsidiair:
- -
om aan de geboorteakte een latere vermelding toe te voegen van verbetering van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’ zal zijn;
- -
te bepalen dat de voornamen van betrokkene gewijzigd worden in de voornamen [nieuwe voornamen 2] .
4. De beoordeling
4.1.
Deze rechtbank is bevoegd om van het verzoek tot wijziging van de voornaam kennis te nemen omdat betrokkene diens woonplaats heeft in het arrondissement van deze rechtbank. Gelet op de onderlinge samenhang met het verzoek tot verbetering/wijziging van de geboorteakte zal de rechtbank beide verzoeken behandelen.
4.2.
Op de verzoeken is het Nederlands recht van toepassing, omdat betrokkene de Nederlandse nationaliteit heeft.
4.3.
De officier van justitie heeft aangegeven geen aanleiding te zien stelling in te nemen naar aanleiding van de gedane verzoeken.
4.4.
De ambtenaar heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek tot verbetering van de geboorteakte. De ambtenaar is geen belanghebbende ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de voornaam.
Verbetering van de geslachtsaanduiding
4.5.
De verzoeken van betrokkene komen er in de kern op neer dat die diens geslacht in de geboorteakte wil veranderen naar ‘X’ of ‘geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’, met het doel om op officiële documenten geen mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te hebben.
4.6.
Naast diens advocaat heeft betrokkene zelf via een persoonlijke brief aan de rechtbank uiteengezet waarom de verbetering van diens geboorteakte naar ‘X’ zo belangrijk is voor hen. Daarbij verwijst betrokkene naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3732). Daarin heeft de rechtbank Amsterdam overwogen dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd zoals is omschreven in de artikelen 1:28a – c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Doordat die artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt er volgens de rechtbank Amsterdam een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair). De rechtbank Amsterdam wijst daarom het verzoek om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ toe.
4.7.
De rechtbank moet beoordelen of het verzoek om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ mogelijk is. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.8.
De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad met onder andere de vraag: “hoe dient in een genderneutrale vermelding te worden voorzien: door bij het geslacht een ‘X’ op te nemen, door bij het geslacht een ‘-’ op te nemen, door de vermelding ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’, of op een andere wijze?”
De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 geadviseerd om op de voet van artikel 393 lid 8 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) af te zien van beantwoording van de prejudiciële vragen.
Bij uitspraak van 4 maart 2022 heeft de Hoge Raad inderdaad afgezien van het beantwoorden van de prejudiciële vragen. Daartoe overweegt de Hoge Raad onder andere dat het Tweede Kamerlid Van Ginneken op 30 november 2021 op het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het BW in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, een amendement ingediend heeft. Dat amendement strekt ertoe een nieuw artikel (artikel 1:28e BW) aan het Burgerlijk Wetboek toe te voegen dat de registratie van ‘X’ als geslachtsaanduiding voor non-binaire personen zonder tussenkomst van de rechter mogelijk maakt. Naar aanleiding van dit amendement heeft de minister voor Rechtsbescherming op 17 december 2021 een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd waaruit blijkt dat er advies wordt gevraagd over het amendement.
4.9.
Uit deze gang van zaken blijkt dat wetgeving in voorbereiding is over dit onderwerp, maar dat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen. Van betrokkene kan niet worden verwacht dat die wacht op het wetgevingsproces. De rechtbank zal het verzoek daarom wel inhoudelijk behandelen.
4.10.
Voor het door betrokkene gedane primaire verzoek onder het eerste gedachtestreepje ontbreekt een wettelijke basis. Op grond van artikel 1:19d BW is het mogelijk om - in het geval dat het geslacht van het kind (om medische redenen) twijfelachtig is - in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. Hiervan is bij betrokkene geen sprake. In tegenstelling tot wat de Hoge Raad daarover op 30 maart 2007 overwoog (ECLI:NL:HR:2007:AZ5686), is er inmiddels sprake van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit.
4.11.
In diverse uitspraken van rechtbanken in het land, ook van deze rechtbank, is ervoor gekozen om (in een latere vermelding) in de geboorteakte op te nemen dat “het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”. Onder meer in de uitspraken van de rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931), de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:3437) de rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2020 (ECLI:RBMNE:2020:522) en de rechtbank Den Haag van 13 april 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:3907) en ook in uitspraken van deze rechtbank, onder meer die van 3 december 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:6592) is voornoemde lijn gevolgd.
4.12.
Inmiddels kan deze rechtbank zich, in navolging van de rechtbanken Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2021:3732) en Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2022:2040), niet langer verenigen met deze oplossing. Van een situatie zoals beschreven in artikel 1:19d BW waarbij het geslacht van een kind om medische redenen onduidelijk is, is immers geen sprake. De rechtbank is, op gelijke wijze als de rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland, van oordeel dat het onderhavige verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als die welke is omschreven in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW, voor mensen die de - door een deskundige getoetste en onderschreven - overtuiging hebben tot “het andere geslacht” te behoren. Nu deze artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair).
4.13.
In het amendement wordt ook aansluiting gezocht bij de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam, om in plaats van ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’ zoals in eerdere uitspraken is gedaan, de geboorteakte te wijzigen naar ‘X’.
De rechtbank overweegt dat zij zich in deze overwegingen kan vinden en zal daarom het primaire verzoek onder het eerste gedachtestreepje toewijzen. Daarbij speelt mee dat betrokkene met diens brief en de verklaring van de deskundige drs. Alwin O. Man voldoende heeft onderbouwd dat die de overtuiging heeft niet tot het geslacht te behoren dat (bij latere vermelding) op de geboorteakte staat vermeld, maar zich te identificeren als non-binair persoon.
4.14.
Ook bezien in het licht van artikel 8 (family life) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) zou ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig de innerlijke overtuiging in strijd met dit artikel zijn. In 2003 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) reeds bevestigd, dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück tegen Duitsland).
4.15.
Nu aan de vereisten van artikel 1:28a BW is voldaan zal de rechtbank op de voet van artikel 1:28b BW de ambtenaar gelasten aan de akte van geboorte van betrokkene een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, waarbij het gewijzigde, non-binaire, geslacht zal worden aangeduid met ‘X’ zoals verzocht.
Wijziging van de voornaam
4.16.
Artikel 1:4 lid 4 BW bepaalt dat wijziging van de voornaam op verzoek van de betrokken persoon kan worden gelast door de rechtbank. Voor wijziging van de voornaam moet er een zwaarwegend belang zijn.
4.17.
De rechtbank overweegt dat uit het verzoekschrift en de daarbij behorende bijlagen blijkt dat betrokkene een zwaarwegend belang heeft bij wijziging van diens voornaam.
4.18.
De gevraagde toe te voegen voornamen zijn geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW. De rechtbank zal het verzoek tot wijziging van de voornamen van “ [voornamen] ” naar “ [nieuwe voornamen 1] ” dan ook toewijzen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Brunssum om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Brunssum van het jaar [jaartal] (aktenummer: [nummer] ) een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht zal zijn: X;
5.2.
gelast de wijziging van de voornaam van betrokkene [voornamen] , geboren op [geboortedatum] in: [nieuwe voornamen 1] ;
5.3.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Brunssum ;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Bruin, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2022. | ||
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. | ||