Rb. Den Haag, 13-04-2021, nr. 587676
ECLI:NL:RBDHA:2021:3907
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13-04-2021
- Zaaknummer
587676
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2021:3907, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑04‑2021; (Beschikking)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2021-0094
Uitspraak 13‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Verbetering geboorteakte, waarbij "van het vrouwelijk geslacht" wordt verbeterd in "waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld", en voornaamswijziging.
Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-393
Zaaknummer: C/09/587676
Datum beschikking: 13 april 2021
Verzoek doorhaling en opnieuw opmaken geboorteakte, tevens verzoek voornaamswijziging
Beschikking op het op 28 januari 2020 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker]
advocaat: mr. D. Jakobs te Emmen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage,
zetelend te ‘s-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 16 maart 2020 van de ambtenaar;
- het gewijzigd verzoek van 2 april 2020 van de zijde van [verzoeker] .
Bij F9-formulier van 17 november 2020 heeft [verzoeker] de rechtbank gevraagd de zaak schriftelijk af te doen. Bij brief van 5 maart 2021 heeft de ambtenaar aangegeven geen bezwaar hiertegen te hebben.
De rechtbank heeft vervolgens een datum voor beschikking bepaald.
Feiten
- Op de geboorteakte, nummer [nr.] van het jaar 1955, staat [verzoeker] geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] vermeld als “ [voornamen] [verzoeker] ”, van het vrouwelijk geslacht.
Verzoek
Het huidige verzoek van [verzoeker] luidt:
- primair:
om de geboorteakte door te halen en in een nieuw op te maken geboorteakte op te nemen dat “het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”;
- subsidiair:
om de geboorteakte te verbeteren, inhoudende dat waar staat “van het vrouwelijk geslacht”, gewijzigd dient te worden in “waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”,
en te bepalen dat de voornaam van [verzoeker] voortaan “ [nieuwe voornaam] ” zal luiden,
dan wel een zodanige beslissing als de rechtbank in goede justitie juist acht.
De ambtenaar staat, op grond van de huidige jurisprudentie, achter het subsidiaire verzoek van [verzoeker] .
Beoordeling
Het primaire verzoek tot doorhaling van de geboorteakte
[verzoeker] verzoekt primair dat de geboorteakte doorgehaald wordt en dat in de nieuw op te maken geboorteakte wordt opgenomen dat “het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”. [verzoeker] heeft daarbij verwezen naar jurisprudentie op dit gebied, waaronder de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931) en de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:3437).
De ambtenaar heeft aangevoerd dat er geen wettelijke grondslag voor het verzoek van [verzoeker] is, maar dat in de jurisprudentie desalniettemin een vergelijkbaar verzoek al meermaals is toegewezen, waarbij doorhaling van de bestaande geboorteakte is gelast door de rechter. De ambtenaar acht het doorhalen van de geboorteakte echter in strijd met de wet en het wettelijk systeem, omdat de akte niet ten onrechte voorkomt in de registers van de burgerlijke stand, en bovendien onnodig. De ambtenaar stelt voor de geboorteakte in plaats daarvan te verbeteren, conform de werkwijze van de rechtbank Midden-Nederland in haar uitspraak van 10 februari 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:522), waarin ook een vergelijkbare situatie voorlag.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van het verzoekschrift en van de overgelegde stukken, voldoende is komen vast te staan dat de vermelding van het vrouwelijk geslacht van [verzoeker] in de geboorteakte niet in overeenstemming is met de bij [verzoeker] bestaande overtuiging niet tot het vrouwelijke, maar ook niet tot het mannelijke geslacht te horen. Dit volgt onder andere uit de verklaring van de GZ-psycholoog [naam psycholoog] van 25 november 2019 en het eigen relaas van [verzoeker] .
De rechtbank is daarnaast met de ambtenaar van oordeel dat er geen doorhaling van de akte gelast kan worden, nu de akte niet ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen. [verzoeker] is immers geboren op de datum, tijd en plaats die in de akte staan vermeld. Doorhaling van de huidige geboorteakte en het opmaken van een nieuwe heeft ook als gevolg dat de oude akte niet meer voorhanden is om de persoonshistorie te reconstrueren en in dwingend bewijs te voorzien. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 oktober 1995 (ECLI:NL:HR:1995:ZC1853 m.nt. J. de Boer.).
De rechtbank zal het primaire verzoek dan ook afwijzen.
Het subsidiaire verzoek tot verbetering van de geboorteakte
[verzoeker] verzoekt subsidiair om de geboorteakte te doen verbeteren inhoudende dat “van het vrouwelijk geslacht”, gewijzigd dient te worden in “waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”.
De rechtbank overweegt dat de huidige wettelijke bepalingen in beginsel niet voorzien in de mogelijkheid dit verzoek toe te wijzen. Op grond van artikel 1:19d van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het mogelijk om - in het geval dat het geslacht van het kind (om medische redenen) na de geboorte twijfelachtig is - in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. Hiervan is (of was) bij [verzoeker] echter geen sprake.
Met de rechtbanken Limburg, Noord-Nederland en Midden-Nederland in voornoemde uitspraken, is de rechtbank van oordeel dat er inmiddels, in tegenstelling tot wat de Hoge Raad daarover in 2007 overwoog (ECLI:NL:HR:2007:AZ5686), sprake is van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit. Deze maatschappelijke erkenning heeft zich sindsdien uitgebreid en wordt ook thans nog voortgezet, op nationaal en internationaal niveau. De rechtbank onderkent dat het in beginsel aan de wetgever is deze ontwikkelingen vast te leggen in wetgeving. Uit meerdere beleidsstukken blijkt echter dat de wetgever er na de uitspraak van de rechtbank Limburg in 2018 maar ook daarna, bewust voor heeft gekozen (nog) niet over te gaan tot wetswijziging, maar de ontwikkelingen (in de jurisprudentie) vooralsnog af te wachten. Naast de in de uitspraken van rechtbanken Limburg en Midden-Nederland genoemde beleidsstukken verwijst de rechtbank in dit verband nog naar de brief van de Minister Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 juli 2020 (Kamerstukken I, 2019-2020, 34650, nr. 1), waarin zij meldt dat de jurisprudentie op het vlak van genderneutrale registratie van de geboorteakte nog steeds in ontwikkeling is en dat gelet op het feit dat de jurisprudentie nog geen eenvormig beeld laat zien, het wenselijk is de nadere ontwikkelingen af te wachten, alvorens tot eventuele wetswijziging over te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op deze (stagnerende) ontwikkelingen bij de wetgever, op dit moment het individuele belang van [verzoeker] bij de mogelijkheid tot verbetering van de geboorteakte zwaarder weegt dan het algemene belang van strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling.
De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van [verzoeker] dan ook toewijzen, ondanks dat een wettelijke grondslag hiertoe ontbreekt. De rechtbank zal bepalen dat de geboorteakte dient te worden verbeterd door middel van een latere vermelding, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:19d BW.
Het verzoek tot voornaamswijziging
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging. [verzoeker] heeft aangegeven zich geen vrouw, maar ook geen man te voelen. [verzoeker] heeft aangevoerd dat de voornaam goed bij de genderneutrale identiteit past en deze sinds 2016 ook in het dagelijks leven al te gebruiken. De gevraagde voornaam is ook geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4, tweede lid, van het BW.
De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
Beslissing
De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage om de geboorteakte, nummer [nr.] van het jaar 1955, betreffende [voornamen] [verzoeker] ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [geboorteplaats] , te verbeteren als volgt:
“van het vrouwelijk geslacht”, wordt verbeterd in “waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”;
gelast de wijziging van de voornamen van [verzoeker] in die zin dat de voornaam zal luiden “ [nieuwe voornaam] ”;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, J.C. Sluymer en C.S.F. de Nijs, bijgestaan door mr. S.G.J. Verkennis als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2021. | ||