Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/9.2.2
9.2.2 Wettelijke rente
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Afgezien van toepassing van art. 6:103, tweede zin.
Zie voor de verbintenis tot betaling van schadevergoeding in het algemeen in deze zin MvA li, PG Bk 6, p. 456.
Ook als het gaat om een voorschot in kort geding. Zie Hof Leeuwarden 4 juni 1997, Nj 1998, 249.
Vgl. MvA ll, PG Bk 6, p. 373, waar een vergoeding van inflatieschade naast wettelijke rente wordt uitgesloten.
Zie over de invloed van inflatie op de omvang van het smartengeld hiervoor § 7.4.3.3.
MvA li, PG Bk 6, p. 475.
MvA II, PG Bk 6, p. 458 en 475.
HR 17 oktober 1997, NJ 1998, 508, m.nt. JBMV (Renteneurose voor advocaten).
Vgl. art. 6:105.
Dat een dergelijke 'deling' niettemin denkbaar is blijkt overigens uit het feit dat deze gedachte in het Schotse recht en in bepaalde Australische jurisdicties gemeengoed is. Zie daarover H. Luntz, Damages for personal injury and death (1990), § 11.3.7.
Zie hiervoor § 7.2.6.
Strikt genomen zal bij de vaststelling van het bedrag voor de voorafgaand aan de begroting geleden schade rekening dienen te worden gehouden met de tussentijdse derving van rente, bijv. door de tussentijdse ontwikkeling van het prijsindexcijfer te verdisconteren. Zie ook Bouman 1998, p. 6.
Anders Bouman 1998, p. 6, die stelt dat de Hoge Raad wat dit betreft een knoop heeft doorgehakt ten gunste van het moment van het ongeval.
HR 17 oktober 1997, nj 1998, 508, m.nt. JBMV (S, h,i en H/B).
Vgl. HR 17 oktober 1997, NJ 1998,508, m.nt. JBMV (S, H, T en H/B), r.o. 3.11. Zie voor het Duitse recht in dezelfde zin BGH, VersR 1965, 380.
De verbintenis tot vergoeding van immateriële schade is doorgaans1 een geldschuld.2 Krachtens artikel 6:119 is over de periode waarin de aansprakelijke ten aanzien van de voldoening van een dergelijke schuld in verzuim verkeert wettelijke rente verschuldigd.3 Deze dient ertoe de benadeelde schadeloos te stellen voor het feit dat hij zelf enige tijd verstoken is geweest van het rendement van de hem toekomende geldsom, terwijl daarin tevens een element van inflatiecompensatie besloten ligt.4 Het karakter van het smartengeld verzet zich, gegeven de aanvaarding dat leed zich met een bedrag in geld laat compenseren, niet tegen de verschuldigdheid van wettelijke rente. Het smartengeld vertoont in dit opzicht dan ook de normale trekken van een geldsom.5
De periode van verzuim treedt bij een verplichting tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad of uit 'wanprestatie' krachtens het bepaalde in artikel 6:83 onder b in op het moment waarop de verbintenis niet terstond wordt nagekomen nadat zij opeisbaar is geworden. De verbintenis is volgens de parlementaire geschiedenis opeisbaar op het moment waarop de schade 'geacht moet worden te zijn geleden'.6 Daartoe is niet vereist dat het bedrag van de schade vaststaat,7 maar is volgens de Hoge Raad de wijze van begroting bepalend.8 De wijze van begroting zal dan ook bepalen welke schade op welk moment moet worden geacht te zijn ontstaan en wanneer ten aanzien van de verplichting tot vergoeding sprake is van verzuim.
Met betrekking tot immateriële schade is - wanneer deze wordt verstaan als venründering van welzijn in de vorm van pijn, verdriet en gederfde levensvreugde - aannemelijk dat zij doorgaans niet ineens geheel wordt geleden, maar over een zekere periode. Er dienen zich dan verschillende mogelijkheden aan voor begroting. Zo kan worden gekozen voor een begroting in sommen van periodiek geleden of te lijden schade met een dienovereenkomstige verpachting tot periodieke betaling.9 Ook kan worden gekozen voor een begroting ineens, waarbij vervolgens als peildatum kan worden genomen het moment van de begroting, danwel het moment van de schadetoebrengende gebeurtenis. Ook kan bij de begroting expliciet onderscheid worden gemaakt tussen reeds geleden schade en in de toekomst te lijden schade.
De eerste wijze (periodiek) is met betrekking tot het smartengeld in Nederland bepaald ongebruikelijk en is ook niet zo aantrekkelijk, omdat de schade zich niet eenvoudig laat 'opdelen' in periodiek te lijden elementen.10 Kiest men, zoals gebruikelijk,11 voor begroting in één som, dan zal het van het moment waarnaar wordt begroot afhangen over welke periode wettelijke rente is verschuldigd. Wordt uitgegaan van een waardering tegen het moment van begroting dan gaat vanaf dat moment de wettelijke rente lopen.12 Wordt bij de begroting uitgegaan van het moment van de schadetoebrengende gebeurtenis, dan zal de wettelijke rente vanaf dat moment lopen.
De Hoge Raad heeft geen duidelijke keuze gemaakt met betrekking tot de wijze van begroting van het smartengeld en laat de rechter grote vrijheid13 Als het gaat om inkomensschade acht de Hoge Raad de laatstgenoemde wijze van begroting (uitgaan van het moment van het ongeval) kennelijk toch nogal uitzonderlijk door deze wijze aan te duiden als 'niet bij voorbaat uitgesloten (...) in het bijzonder wanneer terstond vaststaat dat het slachtoffer door het ongeval blijvend arbeidsongeschikt is geworden.'14 De hoofdregel zal bij vermogensschade dan ook zijn dat bij de begroting een onderscheid wordt gemaakt tussen reeds geleden en nog te lijden schade. Met befrekddng tot immateriële schade zou dezelfde gedachte kunnen worden gevolgd, maar is het maken van dat onderscheid (nog) lastiger, zeker wanneer men - zoals hiervoor bepleit - vooral de aard van het letsel (en niet zozeer allerlei afzonderlijke schade-elementen) bepalend acht voor de omvang van de vergoeding. In dat licht ligt een begroting van de totale schade ineens meer voor de hand. De Hoge Raad lijkt daarvoor ook wel te voelen door aan te nemen dat, wanneer de rechter omtrent het moment waarnaar wordt begroot geen oordeel heeft gegeven, de immateriële schade geacht moet worden terstond bij het ongeval te zijn ontstaan.15 De geschetste gedachtegang laat evenwel de mogelijkheid open dat de immateriële schade op een andere wijze wordt begroot (of dat partijen anderszins overeenkomen) en dat de wettelijke rente dienovereenkomstig vanaf een later moment verschuldigd wordt.