Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/105/EG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal
Bijlage V Minimumeisen voor de toelating van uitgangsmateriaal bestemd voor de productie van als ‘getest’ te certificeren teeltmateriaal
Geldend
Geldend vanaf 15-01-2000
- Bronpublicatie:
22-12-1999, PbEG 2000, L 11 (uitgifte: 15-01-2000, regelingnummer: 1999/105/EG)
- Inwerkingtreding
15-01-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-1999, PbEG 2000, L 11 (uitgifte: 15-01-2000, regelingnummer: 1999/105/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
1
EISEN DIE VOOR ALLE TESTS GELDEN
- a)
Algemene opmerkingen
Het uitgangsmateriaal moet voldoen aan de desbetreffende eisen van bijlage III of bijlage IV.
De tests met het oog op de toelating van uitgangsmateriaal moeten worden voorbereid, opgezet en uitgevoerd, en de resultaten ervan geïnterpreteerd, overeenkomstig internationaal aanvaarde procedures. Bij vergelijkende tests moet het geteste teeltmateriaal met één of bij voorkeur verscheidene toegelaten uitgangsmaterialen c.q. voorgeselecteerde standaarden worden vergeleken.
- b)
Te onderzoeken eigenschappen
- i)
De tests moeten worden opgezet met het oog op de evaluatie van specifieke eigenschappen; die eigenschappen moeten voor iedere test worden aangegeven.
- ii)
Er moet in passende mate belang worden gehecht aan aanpassing, groei en aan de rol van belangrijke biotische en abiotische factoren. Bovendien moeten andere eigenschappen die met het oog op de beoogde specifieke toepassing van belang worden geacht, worden geëvalueerd in het licht van de ecologische omstandigheden die heersen in het gebied waar de test wordt uitgevoerd.
- c)
Documentatie
Een beschrijving van de testlocaties, met inbegrip van de ligging, het klimaat, de bodemgesteldheid, het gebruik dat daarvan voorheen is gemaakt, de inrichting en het beheer alsmede eventuele schade als gevolg van abiotische/biotische factoren, moet worden opgenomen in een register dat ter beschikking van de officiële instantie wordt gesteld. De gegevens betreffende de leeftijd van het materiaal en de op het moment van de evaluatie verkregen resultaten moeten bij de officiële instantie worden neergelegd.
- d)
Opzet van de tests
- i)
Voor zover het type plantenmateriaal zulks toelaat, moet ieder monster van het teeltmateriaal op identieke wijze worden opgekweekt, geplant en verzorgd;
- ii)
Ieder experiment moet volgens een geldig statistisch schema worden opgezet met een voldoende aantal bomen om de individuele eigenschappen van iedere onderzochte component te kunnen evalueren.
- e)
Analyse en geldigheid van de resultaten
- i)
De experimentele gegevens moeten worden geanalyseerd met behulp van internationaal aanvaarde statistische methoden; voor iedere onderzochte eigenschap moeten de resultaten worden gepresenteerd;
- ii)
De bij de test toegepaste methodiek en alle verkregen resultaten moeten openbaar worden gemaakt;
- iii)
Een verklaring betreffende het gebied (in het land waar de test wordt uitgevoerd) waaraan het materiaal waarschijnlijk is aangepast, alsmede de eigenschappen die de bruikbaarheid van de resultaten kunnen beperken, is eveneens vereist;
- iv)
Indien tijdens de tests het bewijs wordt geleverd dat het teeltmateriaal niet ten minste:
- —
de karakteristieke eigenschappen van het uitgangsmateriaal, alsmede
- —
eenzelfde weerstandsvermogen tegen uit economisch oogpunt belangrijke schadelijke organismen als het uitgangsmateriaal
bezit, moet dat teeltmateriaal worden geëlimineerd.
2
EISEN TEN AANZIEN VAN DE GENETISCHE EVALUATIE VAN DE COMPONENTEN VAN HET UITGANGSMATERIAAL
- a)
De componenten van de volgende types uitgangsmateriaal kunnen aan een genetische waardebepaling worden onderworpen: zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen en mengsels van klonen.
- b)
Documentatie
Voor de toelating van uitgangsmateriaal zijn de volgende aanvullende gegevens vereist:
- i)
De identiteit, oorsprong en afstamming van de beoordeelde componenten;
- ii)
Het kruisingsschema dat werd gebruikt ter verkrijging van het teeltmateriaal dat in het kader van de tests wordt geëvalueerd.
- c)
Testprocedures
Aan de volgende eisen moet worden voldaan:
- i)
De genetische waarde van iedere component moet worden bepaald op twee of meer testlocaties, waarvan ten minste één moet worden gekenmerkt door milieuomstandigheden die relevant zijn voor de toepassing waarvoor het teeltmateriaal is bedoeld;
- ii)
Op basis van deze genetische waarden en het specifieke kruisingsschema wordt de geschatte mate van superioriteit van het teeltmateriaal dat in de handel zal worden gebracht, berekend;
- iii)
De tests waarop de evaluatie wordt gebaseerd alsmede de genetische berekeningen moeten door de officiële instantie worden goedgekeurd.
- d)
Interpretatie
- i)
De berekening van de geschatte mate van superioriteit van het teeltmateriaal geschiedt ten opzichte van een referentiepopulatie voor de betrokken eigenschap of reeks eigenschappen;
- ii)
Er moet worden aangegeven of de geschatte genetische waarde van het teeltmateriaal voor enige belangrijke eigenschap lager is dan die van de referentiepopulatie.
3
EISEN BETREFFENDE DE VERGELIJKENDE TESTS VAN TEELTMATERIAAL
- a)
Bemonstering van het teeltmateriaal
- i)
Het voor vergelijkende tests bestemde monster teeltmateriaal moet werkelijk representatief zijn voor het teeltmateriaal dat wordt afgeleid van het uitgangsmateriaal waarvoor toelating moet worden verleend;
- ii)
Het voor vergelijkende tests bestemde teeltmateriaal dat langs geslachtelijke weg werd verkregen, moet:
- —
in jaren van goede bloei en goede vrucht-/zaadzetting zijn geoogst; er mag gebruik zijn gemaakt van kunstmatige bestuiving,
- —
geoogst zijn volgens methoden die garanderen dat de verkregen monsters representatief zijn.
- b)
Standaarden
- i)
Van de standaarden die in de tests als vergelijkingsmateriaal worden gebruikt, moeten de prestaties in de streek waar de test wordt gepland, indien mogelijk, reeds voldoende lang bekend zijn. De standaarden bestaan in principe uit materiaal dat op het moment waarop de test wordt begonnen, zijn deugdelijkheid voor de bosbouw heeft bewezen in de ecologische omstandigheden waarvoor het te testen teeltmateriaal moet worden gecertificeerd. Zij moeten zoveel mogelijk afkomstig zijn van opstanden die aan de hand van de criteria van bijlage III werden geselecteerd, of van uitgangsmateriaal dat officieel voor de productie van getest materiaal werd toegelaten;
- ii)
Indien kunstmatige hybriden aan vergelijkende tests worden onderworpen, moeten beide oudersoorten, voor zover mogelijk, deel uitmaken van de standaarden;
- iii)
Er moeten indien mogelijk verscheidene standaarden worden gebruikt. Wanneer zulks nodig is en te verantwoorden valt, mag in plaats van de standaarden het meest geschikte van de geteste materialen of het gemiddelde van de geteste materialen worden gebruikt;
- iv)
Dezelfde standaarden worden in alle tests in een zo breed mogelijk spectrum van plaatselijke omstandigheden gebruikt.
- c)
Interpretatie
- i)
Voor ten minste één belangrijke eigenschap moet een statistisch significante superioriteit ten opzichte van de standaarden worden aangetoond;
- ii)
Indien er eigenschappen van economisch of ecologisch belang zijn waarvoor bij het geteste materiaal significant minder goede resultaten worden vastgesteld dan bij de standaarden, moet zulks duidelijk worden gerapporteerd, en moeten de effecten daarvan door de gunstige eigenschappen worden gecompenseerd.
4
VOORWAARDELIJKE TOELATING
Een voorlopige evaluatie van de resultaten van proeven in de beginfase, kan de basis vormen van een voorwaardelijke toelating. Beweringen betreffende de superioriteit van enig materiaal die op een dergelijke vroege evaluatie berusten, moeten na ten hoogste tien jaar worden getoetst.
5
VERKENNENDE TESTS
Tests in kwekerijen, kassen en laboratoria kunnen door de officiële instantie met het oog op voorwaardelijke toelating of definitieve toelating worden aanvaard indien kan worden aangetoond dat er een nauwe correlatie bestaat tussen de in die omstandigheden gemeten eigenschappen en de eigenschappen die normaliter in het kader van de evaluatie van opstanden in situ worden beoordeeld. Het materiaal moet, wat de overige te testen eigenschappen betreft, voldoen aan de eisen van punt 3.