Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/105/EG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 15-01-2000
- Bronpublicatie:
22-12-1999, PbEG 2000, L 11 (uitgifte: 15-01-2000, regelingnummer: 1999/105/EG)
- Inwerkingtreding
15-01-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-1999, PbEG 2000, L 11 (uitgifte: 15-01-2000, regelingnummer: 1999/105/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
Voor de doeleinden van deze richtlijn zijn de volgende definities en/of indelingen van toepassing:
- a)
onder ‘bosbouwkundig teeltmateriaal’ wordt verstaan:
teeltmateriaal van boomsoorten en van kunstmatige hybriden daarvan die in de gehele Gemeenschap of in een deel daarvan voor de bosbouw van belang zijn en met name die welke in bijlage I zijn opgenomen;
- b)
onder de term ‘teeltmateriaal’ wordt verstaan:
- i)
zaadeenheden:
zijnde kegels, vruchtgestellen, vruchten en zaden bestemd voor de productie van plantgoed;
- ii)
plantendelen:
zijnde houtstekken, blad- en wortelstekken, explantaten of embryo's voor microvermeerdering, knoppen, afleggers, wortels, enten, poten en plantendelen die voor de productie van plantgoed bestemd zijn;
- iii)
plantgoed:
zijnde uit zaadeenheden, uit plantendelen of uit natuurlijke zaailingen geteelde planten;
- c)
onder de term uitgangsmateriaal wordt verstaan:
- i)
zaadbron,
zijnde de bomen in een gebied waar zaad wordt verzameld;
- ii)
opstand,
zijnde een afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen;
- iii)
zaadgaarde,
zijnde een aanplanting van geselecteerde klonen of families die wordt afgeschermd of beheerd teneinde bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te verkrijgen;
- iv)
ouderplanten van een familie,
zijnde bomen die ter verkrijging van nakomelingschap worden gebruikt door gecontroleerde of vrije bestuiving van één geïdentificeerde, als moederplant fungerende ouderplant met het stuifmeel van één ouderplant (‘full-sib’-nakomelingschap) respectievelijk van een aantal al dan niet geïdentificeerde ouderplanten (‘half-sib’-nakomelingschap);
- v)
kloon,
zijnde een groep individuen (ramets) die door vegetatieve vermeerdering, bijvoorbeeld door stekken, microvermeerdering, enten, afleggen of delen, van één oorspronkelijke uitgangsplant (ortet) zijn afgeleid;
- vi)
mengsel van klonen,
zijnde een mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen;
- d)
onder de termen ‘autochtoon’ en ‘inheems’ wordt verstaan:
- i)
autochtone opstand of zaadbron,
een opstand of zaadbron waarvan de vernieuwing normaliter door continue natuurlijke regeneratie is geschied. De opstand of zaadbron mag kunstmatig zijn vernieuwd met behulp van teeltmateriaal dat uit dezelfde opstand of zaadbron of uit autochtone opstanden of zaadbronnen in de nabije omgeving is verkregen;
- ii)
inheemse opstand of zaadbron,
een autochtone opstand of zaadbron of een opstand of zaadbron die kunstmatig is geteeld uit zaad waarvan de oorsprong in hetzelfde herkomstgebied gelegen is;
- e)
onder ‘oorsprong’ wordt verstaan:
voor een autochtone opstand of zaadbron, de plaats waar de bomen groeien. Voor een niet-autochtone opstand of zaadbron, de plaats van waar de zaden of planten oorspronkelijk zijn geïntroduceerd. De oorsprong van een opstand of zaadbron kan onbekend zijn;
- f)
onder ‘herkomst’ wordt verstaan:
de groeiplaats van een opstand;
- g)
onder ‘herkomstgebied’ wordt verstaan:
voor een soort of ondersoort, het gebied of de groep gebieden waar voldoende uniforme ecologische omstandigheden heersen en waar opstanden of zaadbronnen met soortgelijke fenotypische of genetische kenmerken worden aangetroffen, zo nodig rekening houdend met de hoogtegrenzen;
- h)
onder ‘productie’ wordt verstaan:
alle stadia van het voortbrengen van de zaadeenheden, de omzetting van de zaadeenheden in zaad en de teelt van plantgoed uit zaden en plantendelen;
- i)
onder ‘in de handel brengen’ wordt verstaan:
tentoonstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, verkopen of leveren aan een andere persoon, met inbegrip van levering in het kader van een dienstverleningscontract;
- j)
onder ‘leverancier’ wordt verstaan:
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich uit hoofde van zijn beroep bezighoudt met het in de handel brengen of invoeren van bosbouwkundig teeltmateriaal;
- k)
onder ‘officiële instantie’ wordt verstaan:
- i)
een autoriteit, ingesteld of aangewezen door de lidstaat, die onder toezicht van de nationale regering staat en verantwoordelijk is voor vraagstukken in verband met het toezicht op het in de handel brengen en/of de kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal;
- ii)
een autoriteit van de staat, ingesteld:
- —
hetzij op nationaal niveau,
- —
hetzij op regionaal niveau, onder toezicht van nationale autoriteiten, binnen de grenzen van het constitutionele recht van de betrokken lidstaat.
De bovenbedoelde instanties kunnen de in deze richtlijn geregelde taken overeenkomstig hun nationale wetgeving onder hun gezag en toezicht laten vervullen door een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon, die krachtens zijn formeel goedgekeurd statuut uitsluitend belast is met specifieke openbare functies, mits die persoon en zijn medewerkers geen eigen belang bij het resultaat van de door hen getroffen maatregelen hebben.
Voorts kunnen volgens de procedure van artikel 26, lid 2, andere, namens de in punt i) bedoelde instantie opgerichte en onder gezag en toezicht van die instantie handelende rechtspersonen goedgekeurd worden, mits die persoon geen eigen belang heeft bij het resultaat van de door hem getroffen maatregelen.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties. De Commissie zendt die informatie door aan de andere lidstaten;
- l)
bosbouwkundig teeltmateriaal wordt in de volgende categorieën verdeeld:
- i)
‘van bekende origine’:
zijnde teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal bestaande uit een binnen één herkomstgebied gelegen zaadbron of opstand, en dat aan de eisen van bijlage II voldoet;
- ii)
‘geselecteerd’:
zijnde teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit een binnen één enkel herkomstgebied gelegen opstand, dat op populatieniveau aan fenotypische selectie is onderworpen en dat aan de eisen van bijlage III voldoet;
- iii)
‘gekeurd’:
zijnde teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit een[lees: uit] zaadtuinen, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen, waarvan de componenten individueel aan fenotypische selectie zijn onderworpen en die aan de eisen van bijlage IV voldoen. Een toetsing van het teeltmateriaal behoeft niet beslist te zijn begonnen of te zijn voltooid;
- iv)
‘getest’:
zijnde teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit opstanden, zaadtuinen, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen. De hoge kwaliteit van het teeltmateriaal dient te zijn aangetoond door middel van vergelijkende tests of door een kwantitatieve schatting van de hoge kwaliteit van het teeltmateriaal, berekend op basis van de genetische waardebepaling van de componenten van het uitgangsmateriaal. Het teeltmateriaal dient aan de eisen van bijlage V te voldoen.