HR, 24-02-2023, nr. 22/04166
ECLI:NL:HR:2023:308
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-02-2023
- Zaaknummer
22/04166
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:308, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑2023; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2022:2691, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:35, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2023:35, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 06‑01‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:308, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑02‑2023
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/04166
Datum 24 februari 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
tegen
STICHTING TRIVIRE,
gevestigd te Dordrecht.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 8912038 / CV EXPL 20-6051 van de kantonrechter te Rotterdam van 7 januari 2021 en 11 februari 2021;
b. het arrest in de zaak 200.292.753/01 van het gerechtshof Den Haag van 29 maart 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt ertoe dat eiser tot cassatie in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. [eiser] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat hij in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 24 februari 2023.
Conclusie 06‑01‑2023
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/04166
Zitting 6 januari 2023
CONCLUSIE
M.L.C.C. Lückers
In de zaak
[eiser],
eiser tot cassatie,
tegen
Woningcorporatie Stichting Trivire
1. Procesverloop
1.1
De kantonrechter te Dordrecht heeft bij eindvonnis van 11 februari 2021 voor recht verklaard dat de huurovereenkomst tussen partijen voor wat betreft de twee parkeerplaatsen zijn opgezegd en eiser tot cassatie veroordeeld tot ontruiming van die parkeerplaatsen en tot betaling van de proceskosten. Het hof Den Haag heeft bij arrest van 29 maart 2022 (zaaknummer: 200.292.753/01) de vonnissen van de kantonrechter bekrachtigd.
1.2
Bij faxbericht van 29 juni 2022 (hierna: ‘procesinleiding’) heeft eiser tot cassatie met een door hemzelf opgestelde cassatieschriftuur met cassatiemiddelen zonder tussenkomst van een advocaat of andere gemachtigde cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof. In de procesinleiding wordt geen advocaat bij de Hoge Raad als bedoeld in art. 9j van de Advocatenwet aangewezen die eiser tot cassatie zal vertegenwoordigen.
1.3
De waarnemend griffier bij de Hoge Raad heeft op 30 juni 2022 aan eiser tot cassatie laten weten dat het cassatieberoep niet is ingediend op de wijze zoals voorgeschreven in art. 407 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), te weten door indiening van een procesinleiding in het (elektronische) portaal van de Hoge Raad door een advocaat bij de Hoge Raad die eiser tot cassatie in het geding zal vertegenwoordigen. Aan eiser tot cassatie is een termijn van twee weken verleend om dezelfde cassatieschriftuur, maar dan op de door de wet voorgeschreven wijze, door een advocaat bij de Hoge Raad te doen indienen. Tevens is eiser tot cassatie erop gewezen dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een partij die zonder een cassatieadvocaat een cassatieberoep instelt, in dat beroep niet ontvankelijk wordt verklaard en dat bij voortzetting van het beroep griffierecht verschuldigd wordt.
1.4
Binnen de gestelde termijn is geen door een advocaat bij de Hoge Raad ingediende en door deze (elektronisch) ondertekende procesinleiding ten behoeve van eiser tot cassatie ontvangen. Eiser tot cassatie heeft bij e-mail van 25 oktober 2022 laten weten dat hij zijn beroep handhaaft. Het griffierecht is voldaan.
2. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
De vraag die moet worden beantwoord is of eiser tot cassatie ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. Een cassatieberoep in een burgerlijke zaak kan alleen worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad.1.In een vorderingsprocedure, zoals deze procedure, moet het cassatieberoep op grond van art. 407 leden 1 en 3 Rv worden ingesteld door middel van een procesinleiding waarin een advocaat bij de Hoge Raad wordt aangewezen die eiser tot cassatie in het geding zal vertegenwoordigen. De procesinleiding moet op grond van art. 30c lid 1 in verbinding met art. 407 lid 1 Rv langs elektronische weg worden ingediend. Daarvoor is het webportaal van de Hoge Raad aangewezen.2.Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad leidt het niet in acht nemen van deze voorschriften tot niet-ontvankelijkheid van eiser tot cassatie in zijn cassatieberoep.3.Dat is alleen anders indien de verzuimen zijn hersteld doordat dezelfde procesinleiding met inachtneming van de voorschriften opnieuw is ingediend. In dat verband hanteert de Hoge Raad een termijn van twee weken.4.
2.2
Herstel heeft in deze procedure niet plaatsgevonden.
2.3
Eiser tot cassatie dient op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn cassatieberoep.
3. Conclusie
De conclusie strekt ertoe dat eiser tot cassatie in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑01‑2023
De grondslag daarvoor is te vinden in art. 30f Rv in verbinding met art. 2 van het Besluit elektronisch procederen (Stb. 2020/410). In art. 2.2.1 van het Procesreglement van de Hoge Raad (Stcrt. 2021/50896) is bepaald dat een procesdeelnemer die ingevolge een wettelijk voorschrift verplicht is in een procedure bij de Hoge Raad digitaal te procederen daartoe gebruik maakt van het webportaal van de Hoge Raad.
Voor wat betreft het voorschrift van art. 30c lid 1 Rv (indiening langs elektronische weg) volgt de sanctie van niet-ontvankelijkheid uit art. 30c lid 6, tweede volzin, Rv. Zie bijvoorbeeld HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1786; HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:574; HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:800; HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:804; HR 9 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1596.