HR, 09-10-2020, nr. 20/01535
ECLI:NL:HR:2020:1596
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-10-2020
- Zaaknummer
20/01535
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1596, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑10‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:713, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2020:713, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑07‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1596, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad. Art. 426a lid 1 Rv.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/01535
Datum 9 oktober 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker].
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beslissing in de zaken C/13/663829/DW RK 19/143 en C/13/676270/ DW RK 19/642 van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders van 20 maart 2020.
[verzoeker] heeft tegen de beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt ertoe dat verzoeker in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 21 april 2020 ingekomen verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.H. Sieburgh op 9 oktober 2020.
Conclusie 10‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad. Art. 426a lid 1 Rv.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/01535
Zitting 10 juli 2020
CONCLUSIE
F.F. Langemeijer
In de zaak
[verzoeker]
tegen
[verweerder]
1. Procesverloop
1.1
Bij brief van 20 april 2020, ter griffie van de Hoge Raad ontvangen op 21 april 2020, heeft verzoeker te kennen gegeven beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak die de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam op 20 maart 2020 heeft gedaan op het door hem ingestelde verzet. Het verzet was gericht tegen de beslissing van 26 november 2019, waarin de voorzitter van die Kamer een op 22 maart 2019 door verzoeker bij die Kamer ingediende klacht tegen een gerechtsdeurwaarder had afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2
De griffier van de Hoge Raad heeft verzoeker bij brief van 24 april 2020 gewezen op het feit dat geen cassatieberoep openstaat tegen een dergelijke beslissing en dat het cassatieverzoekschrift ook niet voldoet aan het vereiste van ondertekening door een advocaat bij de Hoge Raad. Hierop heeft verzoeker bij brief van 5 mei 2020, ingekomen 7 mei 2020, laten weten dat hij zijn cassatieberoep handhaaft. De aan verzoeker toegezonden nota voor het griffierecht is niet voldaan.
2. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
De tuchtrechtspraak voor deurwaarders wordt in eerste aanleg uitgeoefend door een kamer voor gerechtsdeurwaarders (art. 34 Gerechtsdeurwaarderswet). Art. 39 lid 1 van die wet bepaalt onder meer dat de voorzitter, zonder nader onderzoek door de kamer voor gerechtsdeurwaarders, kennelijk ongegronde klachten kan afwijzen bij met redenen omklede beslissing. Tegen die beslissing kan de klager verzet doen bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Ten gevolge van het verzet vervalt de beslissing, tenzij de kamer voor gerechtsdeurwaarders het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart. Dat geval doet zich hier voor. Tegen de beslissing op het verzet staat geen rechtsmiddel open, zo bepaalt art. 39 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet.
3. Conclusie
De conclusie strekt ertoe dat verzoeker in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
plv.