Hof Den Haag, 29-03-2022, nr. 200.292.753/01
ECLI:NL:GHDHA:2022:2691
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
29-03-2022
- Zaaknummer
200.292.753/01
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2022:2691, Uitspraak, Hof Den Haag, 29‑03‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:308, Niet ontvankelijk
Uitspraak 29‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Huur parkeerplaats/carport: geen huur gebouwde onroerende zaak in de zin van artikel 7:230a BW. SO-procedure
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.292.753/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: 8912038 / CV EXPL 20-6051
Arrest van 29 maart 2022
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.A.J. van Wingerden te Dordrecht,
tegen
Stichting Trivire,
gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Trivire,
advocaat: mr. M.W. Kox te Amsterdam.
Het geding
1. Bij exploot van 24 maart 2021 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter te Dordrecht van 7 januari 2021 en 11 februari 2021. Bij arrest van 4 mei 2021 heeft het hof een mondelinge behandeling bevolen. Deze is gehouden op 20 juli 2021 en voortgezet op 5 augustus 2021. Van beide zittingen is een proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting van 5 augustus 2021 hebben partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. Beide partijen hebben daartoe een ingevuld en ondertekend SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) ingediend. Het verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure is toegewezen, waarna arrest is bepaald.
Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure
2. Door indiening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De grief van [appellant] bestaat eruit dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van Trivire heeft toegewezen door voor recht te verklaren dat de huurovereenkomsten ter zake van de twee parkeerplaatsen zijn opgezegd en door [appellant] te veroordelen tot ontruiming van die parkeerplaatsen en tot betaling van de proceskosten.
3. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak herbeoordeelt in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop voor het laatst vonnis werd gevraagd (artikel 3.6 SOR). De zaak wordt in hoger beroep dus herbeoordeeld aan de hand van de stukken in eerste aanleg met inachtneming van de grief.
4. Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken in eerste aanleg – verenigt zich met de overwegingen van de kantonrechter en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
5. De onderhavige twee huurovereenkomsten hebben geen betrekking op gebouwde onroerende zaken in de zin van artikel 7:230a BW aangezien niet gebleken is dat de muren en vloeren die deel uitmaken van het boven de parkeerplaatsen gelegen gebouw onderdeel van het gehuurde uitmaken (althans zijn deze van verwaarloosbare betekenis voor het gehuurde) (HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:899, rov. 3.5.1, tweede volzin) en [appellant] daarvoor huur betaalt. Blijkens de huurovereenkomsten huurt [appellant] alleen twee parkeerplaatsen/carports, waaronder het hof verstaat: overdekte parkeerplaatsen.
6. De vonnissen zullen worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
7. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door Trivire betaalde griffierecht en één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief voor de mondelinge behandeling.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter van 7 januari 2021 en 11 februari 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Trivire bepaald op € 772,- aan griffierecht en op € 1.114,- aan salaris voor de advocaat.
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, M.E. Honée en H.J.M. Burg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.