Einde inhoudsopgave
Administratieve Schikking voor de toepassing van het Verdrag van 30 november 1979 betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden
Artikel 78 Vergoeding van prestaties
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1987
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2013, 5).
- Bronpublicatie:
26-11-1987, Trb. 1988, 63 (uitgifte: 07-06-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1987, Trb. 1987, 191 (uitgifte: 24-12-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 23, vierde lid, artikel 49, vierde lid en artikel 70, derde lid van het Verdrag worden de vergoedingen bedoeld in artikel 23, derde lid, artikel 49, derde lid en artikel 70, tweede lid van het Verdrag vastgesteld en vinden zij plaats krachtens de volgende bepalingen:
- a)
het werkelijke bedrag van de door het orgaan van de woon- of verblijfplaats verleende prestaties wordt vergoed door het bevoegde orgaan, zoals dit bedrag blijkt uit de boekhouding van het eerste orgaan;
- b)
indien het werkelijke bedrag der prestaties niet blijkt uit de boekhouding van het orgaan dat deze heeft verleend, wordt het te vergoeden bedrag bepaald op basis van een vast bedrag dat wordt vastgesteld volgens berekeningswijzen die in onderlinge overeen--stemming tussen de betrokken Verdragsluitende Partijen of hun bevoegde autoriteiten worden vastgesteld;
- c)
de vergoedingen vinden per kalender-halfjaar door tussenkomst van de verbindingsorganen plaats;
- d)
de schuldvorderingen, die op de laatste dag van het betreffende halfjaar zijn vastgesteld in de munteenheid van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het orgaan dat de vordering heeft zich bevindt, moeten voor het einde van het volgende kwartaal betaald worden volgens de op de dag, waarop de gelden worden overgemaakt, geldende wisselkoers.
2.
Twee Verdragsluitende Partijen kunnen in onderlinge overeenstemming de toepassing van de regels betreffende vergoedingen op basis van vaste bedragen en van toepassing zijnde tussen hen op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van het Verdrag, uitbreiden tot de vergoedingen op basis van vaste bedragen bedoeld in artikel 23, derde lid, artikel 49, derde lid en artikel 70, tweede lid van het Verdrag, onder kennisgeving hiervan aan het Administratief Centrum. Hetzelfde geldt voor de regels betreffende het afzien van vergoedingen.
3.
Verstrekkingen die zijn verleend krachtens artikel 21, vierde lid, tweede volzin en zevende lid van het Verdrag komen slechts ten laste van het orgaan van de woonplaats indien tussen dit orgaan en het bevoegde orgaan een overeenkomst inzake vergoeding op basis van vaste bedragen dan wel inzake het afzien van vergoedingen bestaat. Indien een zodanige overeenkomst niet bestaat, dan komen deze verstrekkingen ten laste van het bevoegde orgaan.
4.
Voor de toepassing van artikel 70, eerste lid van het Verdrag worden de gezinsbijslagen, voorzien in de wetgeving van een Verdragsluitende Partij, beschouwd als overeenkomend met de bijslagen die worden voorzien in de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij, wanneer de gezinsbijslagen die worden voorzien door elk der beide wetgevingen hetzij kinderbijslagen zijn, hetzij zwangerschapsuitkeringen, hetzij uitkeringen bij geboorte, hetzij uitkeringen voor gebrekkige of gehandicapte kinderen, hetzij wezenuitkeringen, hetzij andere uitkeringen van dezelfde aard die zouden worden voorzien door de wetgevingen van tenminste twee Verdragsluitende Partijen.