Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden (herzien)
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1987
- Bronpublicatie:
30-11-1979, Trb. 1981, 43 (uitgifte: 02-03-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1987, Trb. 1987, 191 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Wanneer de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer Verdragsluitende Partijen op wie dit Verdrag van toepassing is, eventueel met inachtneming van artikel 15 recht heeft op verstrekkingen op grond van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, worden aan deze rechthebbende en zijn gezinsleden door het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan verstrekkingen verleend, alsof hij uitsluitend recht had op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wetgeving van laatstbedoelde Partij.
2.
Wanneer de rechthebbende op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wetgevingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen op wie dit Verdrag van toepassing is, geen recht heeft op verstrekkingen op grond van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, heeft hij, evenals zijn gezinsleden, niettemin recht op verstrekkingen, voor zover hij, eventueel met inachtneming van artikel 15 en van Bijlage VIII, recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Partij of van één der eerstbedoelde Partijen, of daarop recht zou hebben indien hij op het grondgebied van één van deze Partijen zou wonen. De verstrekkingen worden door het orgaan van de woonplaats verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene krachtens deze wetgeving recht op verstrekkingen had; deze verstrekkingen komen echter voor rekening van het overeenkomstig de in het volgende lid vermelde regels vast te stellen orgaan.
3.
In de in het vorige lid bedoelde gevallen komen de verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig de volgende regels vast te stellen orgaan:
- a)
indien de rechthebbende krachtens de wetgeving van één Verdragsluitende Partij recht op verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van deze Partij;
- b)
indien de rechthebbende krachtens de wetgeving van twee of meer Verdragsluitende Partijen recht heeft op verstrekkingen, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij krachtens de wetgeving waarvan de rechthebbende het langste tijdvak van verzekering heeft vervuld; ingeval toepassing van deze regel ertoe zou leiden dat de verstrekkingen voor rekening van meer dan één orgaan komen, komen deze voor rekening van het orgaan van de Verdragsluitende Partij aan de wetgeving waarvan de rechthebbende laatstelijk onderworpen is geweest.
4.
Wanneer de gezinsleden van de rechthebbende op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonen dan deze rechthebbenden hebben zij recht op verstrekkingen alsof de rechthebbende op hetzelfde grondgebied als zij woonde, voor zover hij krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij recht op bedoelde verstrekkingen heeft. Deze verstrekkingen worden door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden verleend, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens deze wetgeving recht op verstrekkingen hadden; deze verstrekkingen komen echter voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende.
5.
Indien de in het vorige lid bedoelde gezinsleden hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarop de rechthebbende woont, hebben zij recht op verstrekkingen volgens de wetgeving van deze Partij, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats reeds verstrekkingen genoten hebben voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap.
6.
De rechthebbende op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wetgevingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen, die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van één van deze Partijen, heeft evenals zijn gezinsleden, recht op verstrekkingen:
- a)
gedurende een verblijf op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, wanneer hun gezondheidstoestand het nodig maakt dat onmiddellijk verstrekkingen worden verleend, of
- b)
wanneer zij van het orgaan van de woonplaats toestemming hebben ontvangen om zich naar het grondgebied te begeven van een andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, ten einde aldaar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan; bedoelde toestemming mag niet worden geweigerd wanneer deze behandeling op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarop de betrokkene woont niet aan hem kan worden gegeven.
7.
In de in het vorige lid bedoelde gevallen worden de verstrekkingen verleend door het orgaan van de verblijfplaats volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene krachtens deze wetgeving recht op verstrekkingen had; deze verstrekkingen komen echter voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende.
8.
Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij bepaalt dat voor rekening van een pensioen- of rentetrekker bijdragen of premies worden ingehouden voor het recht op verstrekkingen, is het orgaan van deze Partij dat een pensioen of rente verschuldigd is, gemachtigd deze bijdragen of premies in te houden, wanneer krachtens dit artikel de verstrekkingen voor rekening van een orgaan van bedoelde Partij komen.
9.
De vorige leden van dit artikel, met uitzondering van het zesde en zevende lid, zijn niet van toepassing op de pensioen- of rentetrekker noch op zijn gezinsleden die krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij, welke op hen van toepassing blijft wegens het verrichten van beroepsarbeid of van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen, recht op verstrekkingen hebben.