Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/6.3
6.3 De Colas Est-uitspraak
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS384007:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 16 april 2002, appl. nr. 37971/97, NJ 2003, 452 m.nt. Dommering (Colas Est e.a. t. Frankrijk). Dit arrest is ook geannoteerd door Vossestein (JOR 2002, 157), Janssen (EHRC 2002-46), Jansen (AB 2002, 277) en door Tak (NJCM-Bulletin 2003-1, p. 37-44).
“41. The Court reiterates that the Convention is a living instrument which must be interpreted in the light of present-day conditions (…). Building on its dynamic interpretation of the Convention, the Court considers that the time has come to hold that in certain circumstances the rights guaranteed by Article 8 of the Convention may be construed as including the right to respect for a company’s registered office, branches or other business premises (see, mutatis mutandis, Niemietz, cited above, p. 34, § 30).”
De opvattingen in de literatuur zijn overigens enigszins verdeeld over het principiële karakter van deze uitspraak. Enerzijds schrijft Janssen in zijn noot onder Colas Est (EHRC 2002, 46): “Het hof heeft echter nog steeds niet een alomvattende aanspraak – zoals natuurlijke personen die wel genieten – op art. 8 voor rechtspersonen aanvaard. (…) Dat zal het hof wel per zaak uitmaken, afgaande op de casuïstische benadering die het vaker hanteert. ” Anderzijds schrijft Dommering in zijn noot (NJ 2003, 452) dat na de arresten Chappell en Niemietz duidelijk was dat het EHRM zonder voorbehoud het woonplaatsbegrip in artikel 8 EVRM op kantoorruimten van toepassing zou verklaren, en na Colas Est ook duidelijk is dat art. 8 van toepassing is, ongeacht de rechtsvorm van de onderneming.
Overigens wordt reeds bij de vraag of een inbreuk kan worden gerechtvaardigd rekening gehouden met de functie van een ruimte. In het geval van een bedrijfsruimte valt de toets minder streng uit dan wanneer het gaat om een privéwoning. Zie Colas Est e.a. t. Frankijk , § 42.
Colas Est e.a. t. Frankrijk , § 34.
“ 48. The Court considers that although the scale of the operations that were conducted – as the Government pointed out – in order to prevent the disappearance or concealment of evidence of anti-competitive practices justified the impugned interference with the applicant companies ’right to respect for their premises, the relevant legislation and practice should nevertheless have afforded adequate and effective safeguards against abuse (ibid., mutatis mutandis, pp. 24-25, § 56, p. 62, § 39, and pp. 89-90, § 37, respectively).
The Court observes, however, that that was not so in the instant case. At the material time – and the Court does not have to express an opinion on the legislative reforms of 1986, whereby inspectors ’ investigative powers became subject to prior authorisation by a judge – the relevant authorities had very wide powers which, pursuant to the 1945 ordinance, gave them exclusive competence to determine the expediency, number, length and scale of inspections. Moreover, the inspections in issue took place without any prior warrant being issued by a judge and without a senior police officer being present (ibid., mutatis mutandis, p. 25, § 57, p. 63, § 40, and p. 90, § 38, respectively). That being so, even supposing that the entitlement to interfere may be more far-reaching where the business premises of a juristic person are concerned (see, mutatis mutandis, Niemietz, cited above, p. 34, § 31), the Court considers, having regard to the manner of proceeding outlined above, that the impugned operations in the competition field cannot be regarded as strictly proportionate to the legitimate aims pursued (see Funke, Crémieux and Miailhe (no. 1), cited above, p. 25, § 57, p. 63, § 40, and p. 90, § 38, respectively).”
Colas-Est c.s. vorderden de door de mededingingsautoriteiten opgelegde boetes als schadevergoeding. De hoogte daarvan liep in de miljoenen euro’s. Het EHRM gaat niet mee in dat verzoek. Men stelt vast dat niet kan worden overzien wat de uitkomst van het onderzoek zou zijn geweest indien het huiszoekingsbevel rechtsgeldig zou zijn geweest. Voor non-pecuniary damage wordt een schadevergoeding van slechts EUR 5.000 toegekend.
EHRM 27 september 2005, appl. nr. 50882/99 (Petri Sallinen e.a. t. Finland), § 70: “The Court would point out that, as it has now repeatedly held, the notion of“home” in Article 8 § 1 encompasses not only a private individual ’s home. It recalls that the word “ domicile ” in the French version of Article 8 has a broader connotation than the word “home and may extend, for example, to a professional person ’s office. Consequently,“home” is to be construed as including also the registered office of a company run by a private individual, as well as a juristic person’s registered office, branches and other business premises.”
EHRM 16 oktober 2007, appl. nr. 74336/01 ( Wieser & Bicos Beteiligungen GmbH t. Oostenrijk ), § 43.
De zaak Colas Est e.a. t. Frankrijk – die in de inleiding bij dit hoofdstuk reeds kort is toegelicht – betrof een inval van de Franse mededingingsautoriteiten bij Franse bouwondernemers.1 De invallen hadden plaatsgevonden zonder een specifieke rechterlijke machtiging. In de Niemietz- en Chappel -uitspraken waren de verzoekers in Straatsburg nog natuurlijke personen. In Colas Est waren het drie rechtspersonen die aanspraak maakten op bescherming onder art. 8 EVRM.
Het EHRM stelde in de Colas-Est -uitspraak voorop dat het EVRM als living instrument moest worden beschouwd dat naar present-day conditions geïnterpreteerd dient te worden. Daaraan voegde het EHRM toe dat de tijd was gekomen om te overwegen dat “in certain circumstances the rights guaranteed by Article 8 of the Convention may be construed as including the right to respect for a company’s registered office, branches or other business premises”.2 Met deze overweging heeft het EHRM in beginsel aanvaard dat rechtspersonen voor wat betreft door hen gebruikte ruimten bescherming kunnen ontlenen aan art. 8 EVRM.3
Wat opvalt aan hetgeen in Colas Est is overwogen, is dat in de aanloop – met name de woorden the time has come – eerst wordt gesuggereerd dat het EHRM nu ferm als uitgangspunt wenst te aanvaarden dat art. 8 EVRM ook op bedrijfsruimten van toepassing is en rechtspersonen net als natuurlijke personen bescherming aan dit artikel kunnen ontlenen, waarna deze stap direct weer lijkt te worden gerelativeerd door de woorden in certain circumstances. Niet duidelijk wordt gemaakt voor welke situaties deze relativering is bedoeld.4
In Colas Est werd overigens niet door Frankrijk betwist dat art. 8 EVRM van toepassing was. Frankrijk stelde echter dat van een inbreuk op dit artikel geen sprake was geweest. Er was gebruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid tot binnentreden. De bedrijfsruimten waren evenwel niet actief doorzocht, zo luidde het verweer. Van een search voor documenten was geen sprake geweest.5 De mate waarin inbreuk was gemaakt op het huisrecht was derhalve proportioneel geweest in verhouding tot het publieke belang dat werd nagestreefd: het bestrijden van kartelafspraken, aldus het verweer.
Het EHRM oordeelt dat in het midden kan blijven of sprake is geweest van een search for documents , omdat reeds op andere gronden sprake is van een schending van art. 8 EVRM. Het EHRM acht de wettelijke bevoegdheden te ruim en de wettelijke waarborgen daartegen te gering, aangezien de bevoegde ambtenaren naar eigen inzicht over de inzet van hun bevoegdheid tot binnentreden konden beschikken, waarbij voorts werd meegewogen dat aan het onderzoek geen rechterlijke goedkeurig was voorafgegaan.6 Voor Colas Est c.s. vormde deze uitspraak overigens een Phyrrusoverwinning, daar het EHRM slechts een gering bedrag aan schadevergoeding toekende.7
De in Colas Est gekozen lijn is nadien door het EHRM voortgezet. Zo heeft het EHRM bijvoorbeeld in Petri Sallinen e.a. t. Finland8 en in Wieser & Bicos Beteiligungen GmbH t. Oostenrijk9 – waarin het net als in de Niemietz -zaak steeds ging om een huiszoeking bij een advocatenkantoor – bevestigd dat ook een kantoor en bedrijfsruimten onder het begrip Home kunnen vallen. Ook de in Niemietz ingezette lijn dat zakelijke gegevens en ook computerbestanden onder het begrip ‘correspondentie’ kunnen worden begrepen is inmiddels vaste rechtspraak.10 Het EHRM heeft in dat kader nog geëxpliciteerd dat niet van belang is of de correspondentie toebehoort aan rechtspersonen of natuurlijke personen.