Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
22-01-2019, Stb. 2019, 46 (uitgifte: 15-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2019, Stb. 2019, 46 (uitgifte: 15-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Belastingen van lagere overheden (V)
1.
De gemeentelijke kosten van overbrenging en bewaring van een voertuig kunnen ten hoogste bestaan uit de volgende componenten, voor zover deze samenhangen met de inning van niet betaalde parkeerbelastingen:
- a.
kosten van afschrijving, huur en onderhoud;
- b.
personele en materiële kosten;
- c.
overheadkosten, die ten hoogste 50% van de personeelskosten mogen bedragen;
- d.
kosten van interest;
- e.
kosten van verzekering ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 235, zestiende lid, van de wet;
- f.
in geval van toepassing van artikel 235, negende lid, van de wet de personele en materiële kosten, verbonden aan het doen uitgaan van de kennisgeving, waaronder begrepen de kosten van opsporing van degene aan wie de kennisgeving dient te worden verzonden;
- g.
in geval van toepassing van artikel 235, elfde lid, van de wet de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder begrepen de kosten van taxatie van het voertuig.
2.
Voor zover de overbrenging en bewaring op andere wijze dan in eigen beheer geschieden, bedragen de gemeentelijke kosten daar voor ten hoogste de door degene die de overbrenging c.q. bewaring in opdracht van de gemeenteambtenaar verricht, ter zake daarvan in rekening gebrachte kosten.