Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende de aanhef van lid 1 komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
22-01-2019, Stb. 2019, 46 (uitgifte: 15-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2019, Stb. 2019, 46 (uitgifte: 15-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Belastingen van lagere overheden (V)
1.
De gemeentelijke kosten ter zake van het aanbrengen en verwijderen van een wielklem aan een voertuig kunnen ten hoogste bestaan uit de volgende componenten, voor zover deze samenhangen met de inning van niet betaalde parkeerbelastingen:
- a.
kosten van afschrijving, huur en onderhoud;
- b.
personele en materiële kosten;
- c.
overheadkosten, die ten hoogste 50% van de personeelskosten mogen bedragen;
- d.
kosten van interest;
- e.
kosten van verzekering ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 235, zestiende lid, van de wet.
2.
Op basis van een raming van het jaarlijkse totaal van deze kosten stelt de raad, in verhouding tot het geraamde jaarlijkse aantal aangebrachte wielklemmen, het bedrag vast dat per aanbrenging en verwijdering aan de belastingschuldige in rekening wordt gebracht. De raming kan een gemiddelde betreffen over een periode van ten hoogste vier jaren.
3.
Voor zover het aanbrengen en verwijderen van een wielklem aan een voertuig geschiedt op andere wijze dan in eigen beheer, bedragen de gemeentelijke kosten daar voor ten hoogste de door degene die het aanbrengen c.q. verwijderen van een wielklem in opdracht van de gemeenteambtenaar verricht ter zake daarvan in rekening gebrachte kosten.