Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.3.2.1
8.3.2.1 Hogere kosten bij standards en de invloed op de rechterlijke beslissing
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS593221:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Volgens Posner 2008, p. 59-60, trekt het beroep van rechter (in de VS) vooral juristen aan die intrinsieke waarde hechten aan het zijn een good judge. Daarnaast zouden zij risicoaverser zijn, meer waarde hechten aan vrije tijd en publieke herkenning en minder streven naar een hoog salaris, afgezet tegen bijvoorbeeld juristen die ervoor kiezen om advocaat te worden.
Conform de zogeheten Lamicienormen. Zie over de bekostigingssystematiek ook het rapport van de Commissie Deetman (Rapport Rechtspraak is kwaliteit 2006), p. 47 e.v.
Zie bijvoorbeeld Rapport Kengetallen Gerechten 2009.
Rapport Rechtspraak is kwaliteit 2006, p. 48.
Rapport Rechtspraak is kwaliteit 2006, p. 49-50.
In Nederland zijn de mogelijkheden voor interne promoties binnen de rechterlijke macht relatief groot, in vergelijking met de Verenigde Staten, aldus Kerkmeester & Visscher 2010, p. 13 en 17-18.
Boone e.a. 2007.
Satellite litigation heeft invloed op de doorlooptijd en de bestede tijd, terwijl het onvoldoende bieden van procedurele waarborgen kan leiden tot wrakingen en vernietigingen/cassaties.
Daarbij moet de kanttekening worden gemaakt dat een individuele rechter eventueel een ' streng imago' kan krijgen, waardoor de deterrence wel degelijk de eigen zaken ten goede komt, maar dergelijke reputaties zullen pas na een langere periode ontstaan en slechts bij een kleine kring van advocaten bekend zijn.
Materiële consequenties kwamen in de interviews al naar voren en worden in § 8.7 besproken.
Rechters willen immers vooral good judges zijn, aldus Posner 2008, p. 59-60.
Zie ook Posner 2008, p. 72.
Uit de theorie volgt dat de kosten van het toepassen van standards in het concrete geval hoger zijn dan die van rules, dus het beslissen in lijn met de hoofdregel van het liquidatietarief zorgt voor minder kosten dan het afwijken van de rule op grond van één van de standards. Zouden rechters vaker de standards toepassen, dan leidt dat niet alleen bij de rechterlijke macht tot extra beslistijd en -kosten, maar ook bij de beide partijen. Zij zouden door de gebrekkige voorspelbaarheid alle omstandigheden gaan aanvoeren die eventueel relevant kunnen zijn, dus het gebrek aan scherpe normen voor afwijking van het tarief zorgt voor satellite litigation.
Dit laatste komt duidelijk naar voren bij een aantal van de redenen die de geïnterviewde rechters noemen bij hun terughoudendheid: rechtszekerheid (waaronder de stelling dat het liquidatietarief nu eenmaal zo afgesproken is) werd door de helft van de rechters aangevoerd als argument. Nog eens zeven rechters noemden het voorkomen van satellite litigation, waaruit volgt dat zij van mening zijn dat het volgen van het liquidatietarief niet tot een geschil binnen het geschil leidt, terwijl afwijking of gebruik van de nodelozekostenregeling dat wel tot gevolg heeft. Ten slotte bevestigen acht rechters dat het feit dat partijen weinig kostenconsequenties vorderen ook bijdraagt aan hun terughoudendheid. Kortom, de meeste geïnterviewde rechters houden er rekening mee dat gebruik van de standard in afwijking van de rule zorgt voor extra kosten voor de partijen en zijn extra terughoudend als geen van de partijen kostenconsequenties zelf ter sprake brengen.
Hebben rechters daarnaast ook eigen prikkels om terughoudend te zijn met voornoemde standards omdat het voor henzelf extra kosten meebrengt? Die incentives zijn er zeker, maar het is wel de vraag in hoeverre rechters daaraan toegeven.1 Zo wordt de rechterlijke macht gefinancierd op basis van de geleverde productie aan afgeronde zaken2 en wordt jaarlijks per rechterlijke instantie de in- en uitstroom en de arbeidsproductiviteit gemeten.3 Dit leidt natuurlijk ook tot monito-ring binnen de gerechten, waarbij wordt bekeken hoeveel zaken (rekening houdende met het zaaksgewicht) per sector of zelfs per individuele rechter worden afgedaan. De Commissie Deetman zegt hier het volgende over:
‘In de relatie tussen het gerechtsbestuur en de professionals is het van belang te voorkomen dat anderen dan gerechtsbesturen zich direct met sturing, geld en organisatie van kwaliteitszorg moeten gaan bezighouden. Voor de professionals op de werkvloer in de gerechten moeten die aspecten op een logische, soepele en eenduidige manier in het werk zelf zijn geïntegreerd en geborgd. Op het niveau van het sectormanagement moet de bestuurlijke koppeling van kwaliteit en geld wel expliciet gemaakt en georganiseerd worden. Dat vindt bij voorkeur niet plaats door de verhoudingen uit het landelijke model binnen de individuele gerechten 'door te budgetteren'.'4
De kwaliteit van vonnissen wordt als ' voorwaarde' voor bekostiging gezien, maar niet als variabele in de bekostigingssystematiek: de Commissie Deetman vindt dit ook voor de toekomst onwenselijk en bovendien niet goed mogelijk.5 Kortom, de bekostiging wordt berekend aan de hand van de geleverde (kwantitatieve) productie, niet aan de hand van de kwaliteit.
Het spreekt voor zich dat rechters niet graag degene met de laagste productie van de sector zijn en ook zullen promoties binnen de rechterlijke macht deels afhangen van de geleverde productiviteit.6 Uit interviews en groepsgesprekken in het kader van een deelonderzoek ten behoeve van het de Commissie Deetman kwam dit duidelijk naar voren: een president van een gerecht zegt dat nadat sectoren en individuele raadsheren met productiecijfers werden geconfronteerd, daarover werd gepraat en de productie op 'natuurlijke wijze' steeg. Niemand zou het prettig vinden 'om de rode lantaarn te moeten dragen'.7
Gegeven het feit dat toepassing van de liquidatietarief-rule de rechter minder tijd kost dan afwijking middels een standard, bestaat er een prikkel om laatstgenoemde optie te vermijden, omdat die de eigen productiviteit verlaagt. Daarentegen is er geen positieve, eigen productiviteit verhogende, prikkel voor de rechter die aan verstorend procesgedrag een kostenconsequentie verbindt en daarmee voor deterrence zorgt. Het effect van satellite litigation en het bieden van procedurele waarborgen is direct waarneembaar binnen de eigen zaak,8 terwijl het effect van deterrence versnipperd is over alle toekomstige zaken. Deterrence komt dus slechts voor een heel klein deel ten goede aan de rechter zelf.9 Daarentegen hebben materiële consequenties een direct effect in de eigen zaak, dus het systeem duwt rechters meer in de richting van materiële consequenties dan van kostenconsequenties.10
Samengevat zijn er drie ' eigenbelang' -factoren in het systeem die de rechter prikkelen tot het volgen van het liquidatietarief, zonder daarvan af te wijken of de nodelozekostenregeling toe te passen: (1) standards kosten meer om toe te passen,
(2) het bekostigingssysteem is gebaseerd op de kwantiteit van de productie en
(3) satellite litigation en gebrekkige procedurele waarborgen uiten zich in de zaak zelf; (under)deterrence komt pas in toekomstige zaken werking toe.
De incentives werken dus duidelijk in de richting van terughoudendheid, maar het blijft de vraag of rechters daar gevoelig voor zijn.11 De geïnterviewde rechters noemen zelf nauwelijks redenen die in de sfeer van de eigen productiviteit liggen, maar zoals in hoofdstuk 5 reeds is vermeld, kan dit liggen aan sociaal wenselijk ('rechtsstatelijk') antwoorden en/of speelt het onbewust mee.12 Slechts drie van de achttien rechters gaven te kennen dat het geautomatiseerd kunnen uitrekenen van het liquidatietarief meespeelt bij hun terughoudendheid om af te wijken. De factor dat de kostenveroordeling het staartje van het eindvonnis is en rechters zich het liefst toespitsen op het materiële geschil zorgde voor meer herkenning: de helft van de rechters dacht dat het mee kon spelen, maar de andere helft nam hier afstand van.
Duidelijk is dat het systeem van een rule (waarin de factor ' gedrag' geen rol speelt) met mogelijke afwijking op grond van een standard de rechters in ieder geval niet prikkelt om kostenconsequenties ten aanzien van gedrag toe te passen. Het tegendeel is eerder het geval, al is niet helder of rechters daarmee vooral de partijen willen beschermen tegen onvoorspelbaarheid en de kosten van satellite litigation of dat ook hun eigen belang in de bekostigingssystematiek daarbij in meer of mindere mate meespeelt.