Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.3.1
8.3.1 Theorie: rules versus standards
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS594413:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Kaplow 1993; Fon & Parisi 2007, Cooter & Ulen 2008, p. 358-359.
Barendrecht 1992, p. 50 e.v. stelt dat een rangorde van scherpe naar vage normen kan worden gemaakt aan de hand van de mate van falsifieerbaarheid van normen: de norm die voor de meeste casusposities bepaalde uitkomsten uitsluit, is het meest falsifieerbaar en is het scherpst. Vage normen als de redelijkheid en billijkheid of de omstandigheden van het geval geven geen enkele informatie over het 'behoren' en zijn dus niet falsifieerbaar.
Zo ook Kaplow 1993, p. 561-562, noot 6. De glijdende schaal van open naar gesloten blijkt wel uit de vele voorbeelden van buitenlandse normen in § 6.7. Kaplow 1993 betoogt dat er eigenlijk een vierdeling is: er zijn simpele en complexe rules en er zijn simpele en complexe standards. Het verschil tussen rules en standards zit in de dimensie ' tijd' (ex ante of ex post invullen van de norm), die door Kaplow wordt onderscheiden van de dimensie ' complexiteit' (hoeveel factoren kent de rule en met hoeveel factoren moet de rechter rekening houden bij het invullen van de standard). Om de bespreking niet te compliceren volg ik echter Fon & Parisi 2007.
Kaplow 1993, p. 569; Fon & Parisi 2007, p. 149.
Vgl. aanwijzing 10 Aanwijzingen voor de regelgeving, een circulaire die in principe niet geldt voor de opstellers van het niet-bindende liquidatietarief, maar voor wie die aanwijzingen uiteraard wel relevante houvast kunnen bieden. Zie ook Aanwijzing 52 e.v. over vormaspecten.
Barendrecht 1992, p. 74.
Barendrecht 1992, p. 75. Zie ook Barendrecht 1995, p. 168: vage normen leiden tot een inefficiënte conflictoplossing.
Fon & Parisi 2007, p. 150; Barendrecht 1992, p. 76.
Barendrecht 1992, p. 66-68. Zie ook specifiek over rechtersregelingen: Teuben 2004, p. 342.
Barendrecht 1995, p. 166.
Fon & Parisi 2007, p. 159. Er zijn talloze voorbeelden van strikte regels die tot rare grensgevallen leiden. In Nix v. Hedden, 149 U.S. 304 (1893) bepaalde het Supreme Court dat de tomaat groente is en geen fruit (in verband met verschillende importtarieven). Grensgevallen kunnen ook tot strategisch gedrag leiden: recent werd een BTW-verhoging op toegangskaartjes voor de kunstsector voorgesteld, behalve voor circussen. Daarop kondigde festival Lowlands aan voortaan als ' circus' verder te willen gaan (zie http://www.nrc.nl/nieuws/2010/12/20/lowlands-wellicht-verder-als-circus-het-paard-blijft-poppodium/). Op die manier sturen rules wel het gedrag van burgers, maar niet in de juiste richting. Burgers proberen zich naar een andere categorie te manoeuvreren in plaats van zich op de wenselijke wijze te conformeren aan de regel.
Barendrecht 1995, p. 166; zie ook Kaplow 1993, p. 561, onder noot 5.
Kaplow 1993, p. 577; Fon & Parisi 2007, p. 151.
Zo ook Barendrecht 1992, p. 271.
Omdat in elke uitgeprocedeerde zaak een kostenbeslissing moet worden genomen, lijkt de factor frequentie er op te wijzen dat in dat kader een rule efficiënter is dan een standard, zodat partijen en rechter zich niet in elke zaak hoeven te buigen over hoe de invulling van de kostenveroordeling binnen een standard moet plaatsvinden. Vervolgens speelt frequentie ook een rol bij de vraag hoe specifiek de rule dient te zijn: zie verder § 8.3.3.
Fon & Parisi 2007, p. 154. Ook Barendrecht 1992, p. 160, wijst op de grotere flexibiliteit van vage normen.
Fon & Parisi 2007, p. 156.
K.B. van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat, B.S. 9 november 2007, p. 56837.
Er van uitgaande dat de NOvA en de vertegenwoordigers van de rechterlijke macht op efficiënte wijze overleggen over wijzigingen in het liquidatietarief. Ook Teuben 2004, p. 342, noemt het wijzigen van een rechtersregeling eenvoudiger en minder tijdrovend dan wijziging van een wet.
Fon & Parisi 2007, p. 160; Shavell 2004, p. 176. De laatste richt zich zelfs op het 'eigenbelang' van de beslisser. Zie ook Barendrecht 1995, p. 168, die erop wijst dat vaagheid macht distribueert naar de beslisser, maar ook de keerzijde aanstipt: achter vage normen kan de rechter zich niet verschuilen, achter regels wel. Dat laatste pleit weer voor de optie om de rechter de mogelijkheid te geven met een standard de rule opzij te zetten als de billijkheid dat (klaarblijkelijk) eist.
Dissenting opinion van Justice Scalia bij Order of the U.S. Supreme Court on April 22, 1993, 146 F.R.D. 401, 404. Ook geciteerd in Kobayshi & Parker 1993, p. 114.
Volgens Posner 2008, p. 39-40, bestaat tussen regelgever en regeltoepasser een principaal-agentverhouding, net zoals die tussen advocaat en cliënt bestaat. Zie ook de bespreking van Posners boek op dit punt in Kerkmeester & Visscher 2010, p. 16.
Het contrast tussen open en scherpe normen wordt in de rechtseconomische literatuur vooral aangeduid als rules versus standards.1 Rules zijn scherpe, vooraf geformuleerde normen. De Duitse Rechtsanwaltsvergütungsgesetz, en vooral An-lage 1 daarvan, bevat gedetailleerde rules, aan de hand waarvan een ieder voorafkan zien welke handeling hoeveel zal kosten. Standards zijn juist vaag geformuleerd. Die worden in de concrete zaak achteraf door de rechter ingevuld, met behulp van gezichtspunten, verkeersopvattingen en rechtsbeginselen aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval. In de rechtseconomische en juridische2 literatuur wordt erkend dat er tal van mengvormen mogelijk zijn tussen rules en standards: het is eerder een graduele schaal dan een tweedeling. Naast de ' pure' types zullen daarom ook combinaties aan bod komen.3
Rules kosten meer dan standards bij het opstellen ervan door de regelgever. Het opstellen van een rule die bestaat uit een uitputtende lijst met specifiek omschreven procesverstorende gedragingen en daaraan gekoppelde sancties kost meer dan het opstellen van een standard waarin slechts staat dat de rechter aan nodeloze proceshandelingen de gevolgen mag verbinden die hij geraden acht.4 Bij de rule moet immers tevoren worden onderzocht welke mogelijke gedragingen in- en uitgesloten moeten worden, welke sancties het beste passen bij de ingesloten gedragingen en hoe de bepalingen duidelijk, eenvoudig en bestendig5 worden geformuleerd.
Bij standards worden die kosten verplaatst naar het moment van toepassing. De rechter moet de standard dan invulling geven door op basis van verschillende door partijen aangevoerde feitelijke omstandigheden de juiste criteria en rechtsgevolgen te bepalen. Over standards kan dus meer discussie plaatsvinden en er moet ook van drie kanten over worden nagedacht welke criteria en feiten van belang kunnen zijn bij invulling van de norm.6 Barendrecht stelt dat vage normen daardoor ook tot langere processtukken leiden, omdat niet goed te onderscheiden is welke feiten en omstandigheden relevant zullen zijn voor de beslissing.7Rules kunnen natuurlijk soms evenzeer leiden tot interpretatieverschillen en feitelijke vragen, maar zullen over het algemeen tot minder procestijd en -kosten leiden dan standards.
De theorie schrijft aan rules een groter preventief effect toe. Gedetailleerdere regels geven aan burgers meer informatie over het gedrag dat van hen verwacht wordt en zij kunnen daarbij eenvoudiger van eenduidig juridisch advies worden voorzien.8 Dit vergroot de rechtszekerheid, waaronder ook de voorspelbaarheid wordt begrepen.9 Dit voordeel wordt in de juridische literatuur afgezet tegen het voordeel van standards, namelijk dat de rechter per individueel geval ex post de billijkste oplossing kan bieden en flexibel kan zijn.10Rules moeten immers vooraf in woorden worden uitgedrukt en daarin kunnen niet altijd doel en werkelijkheid precies worden gevangen. Met name simpele rules met weinig dimensies en uitzonderingen kunnen soms onbillijk uitwerken in het concrete geval; bij procesrechtelijke regels kan dit de procedurele kwaliteit verlagen. Fon & Parisi wijzen verder op grenzen aan rechtszekerheid bij gedetailleerde regels: excessieve gedetailleerdheid en complexiteit kunnen juist tot minder voorspelbaarheid leiden dan onder standards, met name wanneer de regels tot onzekere grensgevallen leiden.11
Barendrecht noemt daarom de optie van rules die weliswaar scherp, maar uiteindelijk niet bindend zijn, zodat de rechter bij een onbevredigend resultaat de rule alsnog opzij kan zetten met behulp van een standard.12Deze mengvorm voorkomt dat te botte, simpele regels in het concrete geval tot (procedurele) onrechtvaardigheid leiden en het voorkomt eveneens dat te gedetailleerde rules moeten worden opgesteld die met alle (infrequente) uitzonderingen rekening houden. Dat weegt veelal op tegen de nadelen van de standard die zo op een lager niveau (en op kleinere schaal) weer wordt binnengehaald.
Waarom geldt er nu bij de onrechtmatige daad een open norm als ' de maatschappelijke zorgvuldigheid' in plaats van een uitputtende lijst met onrechtmatige gedragingen, terwijl bij de inkomstenbelasting is gekozen voor een scherp tariefstelsel in plaats van dat iedere burger een 'redelijk' bedrag betaalt? De belangrijkste factor bij die keuze is de frequentie van de gedragingen die door de rule of standard bestreken worden.13 Het is onverstandig als de regelgever moeite steekt in een scherpe norm voor situaties die zich zelden tot nooit voordoen.14 Het specificeren van maatschappelijk onzorgvuldig gedrag zou tot een eindeloze lijst van mogelijke gedragingen leiden die allemaal zelden tot nooit voorkomen, dus is het logischer dat bij de invulling is gekozen voor een aantal algemene gevaltypen en gezichtspunten. Daarentegen betalen miljoenen mensen ieder jaar inkomstenbelasting, waarbij het te betalen bedrag slechts van een aantal factoren afhangt en burgers behoefte hebben aan rechtszekerheid en eenduidig advies. De rechterlijke macht en de Belastingdienst zouden overbelast worden als iedere belastingbetaler 'een redelijk bedrag' zou moeten betalen en in een rechtsstrijd verwikkeld zou raken als de Belastingdienst het bedrag te laag vindt om als redelijk te kwalificeren.15
Fon & Parisi noemen naast de frequentie nog enkele andere factoren, zoals de snelheid waarmee regels gedateerd raken16 en de hoogte van de systeemkosten van een revisie.17 Nu is er de laatste jaren weliswaar het een en ander veranderd op procesrechtelijk gebied, maar niet valt aan te nemen dat scherpe normen omtrent gedrag en kosten snel gedateerd raken door gewijzigde maatschappelijke opvattingen. Wat de systeemkosten betreft zijn wijzigingen van formele wetgeving duurder dan bijvoorbeeld wijziging van een koninklijk besluit (zoals in België18 ) of dan wijziging van het liquidatietarief.19
Fon & Parisi en ook Shavell wijzen op de functie van de scherpe norm als ' politiek instrument' : als de regelgever vreest dat de regeltoepasser andere ideeën heeft over wat de juiste toepassing is, dan kan die met een scherpe norm meer worden gestuurd dan met een vage norm die een discretionaire bevoegdheid biedt.20 Bij het gebruik van de wettelijke ruimte om kostenconsequenties toe te passen op procesgedrag is er natuurlijk allesbehalve sprake van dat rechters de vage norm gebruiken om bewust hun eigen agenda door te drukken. Maar een tegenstelling tussen regelgever- en toepasser kan ook op subtielere wijze bestaan: stel dat de rechter minder werkplezier beleeft aan het schrijven van kostenoverwegingen dan aan contractenrechtelijke overwegingen, dan kan zich dat onbewust uiten in de mate van aandacht. Dat rechters het niet plezierig vinden om processuele sancties op te leggen, denkt ook Scalia, rechter in het Amerikaanse Hooggerechtshof:
‘Judges, like other human beings, do not like imposing punishment when their duty does not require it, especially upon their own acquaintances and members of their own profession. They do not immediately see, moreover, the system wide benefits of serious Rule 11 sanctions, though they are intensely aware of the amount of their own time it would take to consider and apply sanctions in the case before them.'21
Als uit dit en/of ander onderzoek naar voren komt dat rechters te terughoudend zijn met kostenconsequenties, maar rechters gaan daarin niet mee en blijven even terughoudend, dan zou een regelgever met scherpere normen dus meer sturing kunnen geven.22 In de navolgende subparagraaf wordt dieper ingegaan op het verband tussen open normen en de rechterlijke terughoudendheid.