Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (EG-concentratieverordening)
Artikel 13 Bevoegdheid van de Commissie tot inspectie
Geldend
Geldend vanaf 18-02-2004
- Bronpublicatie:
20-01-2004, PbEG 2004, L 24 (uitgifte: 29-01-2004, regelingnummer: 139/2004)
- Inwerkingtreding
18-02-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-01-2004, PbEG 2004, L 24 (uitgifte: 29-01-2004, regelingnummer: 139/2004)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
1.
Ter vervulling van de haar bij deze verordening opgedragen taken kan de Commissie bij ondernemingen en ondernemersverenigingen alle noodzakelijke inspecties verrichten.
2.
De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen beschikken over de volgende bevoegdheden:
- a)
het betreden van alle ruimten, terreinen en vervoermiddelen van ondernemingen en ondernemersverenigingen;
- b)
het controleren van de boeken en alle andere bescheiden betreffende het bedrijf, ongeacht de aard van de drager;
- c)
het maken of verkrijgen van afschriften of uittreksels, in welke vorm dan ook, van die boeken en bescheiden;
- d)
het verzegelen van ruimten, en boeken en andere bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voorzover nodig voor de inspectie;
- e)
het verzoeken van vertegenwoordigers of personeelsleden van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging om toelichting bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie, en het optekenen van hun antwoorden.
3.
De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie worden vermeld en waarin wordt gewezen op de sanctie waarin artikel 22 voorziet voor het geval dat de ter inzage verlangde boeken of andere bescheiden in verband met het bedrijf niet volledig worden getoond of dat de antwoorden op de overeenkomstig lid 2 gestelde vragen onjuist of misleidend zijn. De Commissie stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis.
4.
Wanneer de Commissie bij beschikking een inspectie gelast, zijn de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen verplicht zich aan die inspectie te onderwerpen. In de beschikking wordt vermeld wat het voorwerp en het doel van de inspectie zijn en op welke datum de inspectie een aanvang neemt, en wordt gewezen op de sancties waarin de artikelen 14 en 15 voorzien, alsook op het recht om bij het Hof van Justitie beroep tegen de beschikking in te stellen. De Commissie geeft de beschikking na de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, te hebben gehoord.
5.
De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden verricht, alsook de door die autoriteit gemachtigde of aangewezen functionarissen, verlenen, op verzoek van deze autoriteit of van de Commissie, de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden.
6.
Wanneer de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen vaststellen dat een onderneming zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie, met inbegrip van de verzegeling van ruimten, boeken en bescheiden verzet, verleent de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen deze inspectie te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige handhavingsautoriteit.
7.
Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 6 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, dient die toestemming te worden gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
8.
Indien wordt verzocht om toestemming zoals bedoeld in lid 7, toetst de nationale rechterlijke instantie de beschikking van de Commissie op haar echtheid en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn, noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij de toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de Commissie rechtstreeks of via de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat om nadere uitleg betreffende het voorwerp van de inspectie verzoeken. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet in twijfel trekken dat de inspectie noodzakelijk is, noch gegevens uit het Commissiedossier verlangen. Uitsluitend het Hof van Justitie kan de beschikking van de Commissie op haar wettigheid toetsen.