Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 402 Blootstellingen die voortvloeien uit hypothecaire leningen
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen kunnen met het oog op de berekening van blootstellingswaarden voor de toepassing van artikel 395, tenzij zulks uit hoofde van het toepasselijke nationale recht is verboden, de waarde van een blootstelling of een deel van een blootstelling die door niet-zakelijk onroerend goed wordt gedekt overeenkomstig artikel 125, lid 1, verminderen met het in zekerheid gegeven bedrag van de onroerendgoedwaarde, met dien verstande dat dit bedrag niet hoger mag zijn dan 55 % van de onroerendgoedwaarde, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de bevoegde autoriteiten hebben geen risicogewicht bepaald dat hoger is dan 20 % voor blootstellingen of delen van blootstellingen die door niet-zakelijk onroerend goed zijn gedekt, overeenkomstig artikel 124, lid 9;
- b)
de blootstelling of het deel van de blootstelling is volledig gedekt door:
- i)
een of meer hypotheken op niet-zakelijk onroerend goed; of
- ii)
een niet-zakelijk onroerend goed in een transactie inzake financieringshuur (leasing) krachtens welke de leasegever de volledige eigendom van het verhuurde niet-zakelijk onroerend goed behoudt en waarbij de leasenemer zijn koopoptie nog niet heeft uitgeoefend;
- c)
er wordt aan de vereisten beschreven in artikel 208 en artikel 229, lid 1, voldaan.
2.
Instellingen kunnen met het oog op de berekening van blootstellingswaarden voor de toepassing van artikel 395, tenzij zulks uit hoofde van het toepasselijke nationale recht is verboden, de waarde van een blootstelling of een deel van een blootstelling die door zakelijk onroerend goed wordt gedekt overeenkomstig artikel 126, lid 1, verminderen met het in zekerheid gegeven bedrag van de onroerendgoedwaarde, met dien verstande dat dit bedrag niet hoger mag zijn dan 55 % van de onroerendgoedwaarde, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de bevoegde autoriteiten hebben geen risicogewicht bepaald dat hoger is dan 60 % voor blootstellingen of delen van blootstellingen die door zakelijk onroerend goed zijn gedekt, overeenkomstig artikel 124, lid 9;
- b)
de blootstelling is volledig gedekt door:
- i)
een of meer hypotheken op kantoorgebouwen of andere zakelijke panden; of
- ii)
een of meer kantoorgebouwen of andere zakelijke panden, en de blootstellingen in het kader van transacties inzake leasing van onroerend goed;
- c)
er wordt aan de vereisten in artikel 124, lid 3, punt c), artikel 208 en artikel 229, lid 1, voldaan;
- d)
het zakelijk onroerend goed is volledig afgebouwd.
3.
Een instelling kan een blootstelling met betrekking tot een tegenpartij welke voortvloeit uit een omgekeerde retrocessieovereenkomst uit hoofde waarvan de instelling van de tegenpartij niet-accessoire onafhankelijke hypothecaire pandrechten op onroerend goed van derden heeft gekocht, behandelen als een aantal afzonderlijke blootstellingen op elk van die derden, mits aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de tegenpartij is een instelling of een beleggingsonderneming;
- b)
de blootstelling is volledig gedekt door pandrechten op het onroerend goed van die derden die door de instelling zijn aangekocht en de instelling is in staat die pandrechten uit te oefenen;
- c)
de instelling heeft ervoor gezorgd dat wordt voldaan aan de vereisten in artikel 208 en artikel 229, lid 1;
- d)
in het geval van in gebreke blijven, insolventie of liquidatie van de tegenpartij wordt de instelling de begunstigde van de vorderingen die de tegenpartij jegens de derden heeft;
- e)
de instelling rapporteert het totale bedrag van de blootstellingen met betrekking tot iedere andere instelling of beleggingsonderneming welke overeenkomstig dit lid worden behandeld, aan de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 394.
Voor de toepassing van deze bepaling gaat de instelling uit van de hypothese dat zij met betrekking tot iedere derde een blootstelling heeft ten belope van het bedrag van de vordering die de tegenpartij jegens de derde heeft, in plaats van ten belope van het overeenkomstige bedrag van de blootstelling met betrekking tot de tegenpartij. Het eventuele resterende bedrag van de blootstelling met betrekking tot de tegenpartij wordt nog steeds behandeld als een blootstelling met betrekking tot de tegenpartij.