Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 394 Rapportagevereisten
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen rapporteren aan hun bevoegde autoriteiten de volgende informatie voor elke grote blootstelling die zij aanhouden, en dus ook voor grote blootstellingen die van de toepassing van artikel 395, lid 1, zijn vrijgesteld:
- a)
de identiteit van de cliënt of groep van verbonden cliënten ten aanzien waarvan de instelling een grote blootstelling heeft;
- b)
de blootstellingswaarde vóór inaanmerkingneming van het effect van de kredietrisicolimitering, indien van toepassing;
- c)
indien gebruik wordt gemaakt van kredietprotectie, de soort volgestorte of niet-volgestorte protectie;
- d)
de blootstellingswaarde, berekend voor de toepassing van artikel 395, lid 1, na inaanmerkingneming van het effect van de kredietrisicolimitering, indien van toepassing.
Instellingen die zijn onderworpen aan deel drie, titel II, hoofdstuk 3, rapporteren aan hun bevoegde autoriteiten hun 20 grootste blootstellingen op geconsolideerde basis, ongerekend de blootstellingen die van de toepassing van artikel 395, lid 1, zijn vrijgesteld.
Daarnaast rapporteren instellingen op geconsolideerde basis aan hun bevoegde autoriteiten blootstellingen met een waarde die groter is dan of gelijk aan 300 miljoen EUR, maar kleiner dan 10 % van het tier 1-kapitaal van de instelling.
2.
Naast de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie rapporteren de instellingen de volgende informatie aan hun bevoegde autoriteiten in verband met hun tien grootste blootstellingen op geconsolideerde basis met betrekking tot instellingen en hun tien grootste blootstellingen op geconsolideerde basis met betrekking tot schaduwbankentiteiten, met inbegrip van grote blootstellingen die van de toepassing van artikel 395, lid 1, zijn vrijgesteld:
- a)
de identiteit van de cliënt of groep van verbonden cliënten ten aanzien waarvan een instelling een grote blootstelling heeft;
- b)
de blootstellingswaarde vóór inaanmerkingneming van het effect van de kredietrisicolimitering, indien van toepassing;
- c)
indien gebruik wordt gemaakt van kredietprotectie, de soort volgestorte of niet-volgestorte protectie;
- d)
de blootstellingswaarde, berekend voor de toepassing van artikel 395, lid 1, na inaanmerkingneming van het effect van de kredietrisicolimitering, indien van toepassing.
Naast de in de eerste alinea bedoelde informatie rapporteren de instellingen hun geaggregeerde blootstelling aan schaduwbankentiteiten aan hun bevoegde autoriteiten.
3.
Instellingen rapporteren de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie ten minste halfjaarlijks aan hun bevoegde autoriteiten.
4.
De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de criteria voor de identificatie van de in lid 2 bedoelde schaduwbankentiteiten.
Bij het ontwikkelen van die ontwerpen van technische reguleringsnormen houdt de EBA rekening met internationale ontwikkelingen en op internationaal niveau overeengekomen normen inzake schaduwbankieren, en gaat zij na of:
- a)
de relatie met een individuele entiteit of een groep entiteiten risico's kan inhouden voor de solvabiliteit of liquiditeitspositie van de instelling;
- b)
entiteiten die aan vergelijkbare solvabiliteits- of liquiditeitsvereisten als die van deze verordening en Richtlijn 2013/36/EU onderworpen zijn, geheel of gedeeltelijk van de in lid 2 bedoelde rapportageverplichting met betrekking tot schaduwbankentiteiten zouden moeten worden vrijgesteld.
De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 28 juni 2020 bij de Commissie in.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.