Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/3
HOOFDSTUK 3 Belang van het onderzoek
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370556:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Voetnoten
Voetnoten
European Commission, Taxation trends in the European Union, Office for Official Publications of the European Communities, 2008, blz. 11.
In 2007 bedroeg de opbrengst € 42,9 miljard en besloeg daarmee bijna 32 procent van de totale belastinginkomsten van het rijk. Webmagazine Centraal Bureau voor de Statistiek, maandag 2 juni 2008. Beschikbaar op: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2475-wm.htm [geraadpleegd op 1 december 2008, 9:56 uur].
Btw wordt in alle zevenentwintig lidstaten van de Europese Unie geheven. In de afgelopen jaren is in de meeste landen van de Europese Unie een verschuiving opgetreden van directe belastingen (zoals de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting) naar indirecte belastingen.1 Aan de btw komt almaar een groter belang toe.2
Het is veilig te stellen dat het merendeel van de ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd of hier activiteiten ontplooien op de één of andere wijze samenwerkt met andere ondernemingen. De samenwerking kan daarbij beperkt zijn tot het maken van (vaste, voor meer dan één transactie van toepassing zijnde) afspraken over bijvoorbeeld productspecificaties tot het aangaan van zogenoemde “joint ventures”.
Zoals ik heb aangegeven in hoofdstuk 1, levert het verschijnsel van samenwerking in de btw vragen op. De btw is immers een transactiebelasting die uitgaat van de veronderstelling dat marktdeelnemers over en weer transacties jegens elkaar verrichten. Maar in het geval van samenwerking “kruipen” de partijen juist naar elkaar toe. In geval van zeer hechte samenwerking is het soms moeilijk een te belasten prestatie tussen beide te onderkennen. Bovendien is het mogelijk dat er ten gevolge van de samenwerking een entiteit ontstaat die slechts voor de heffing van btw wordt onderkend en die voor deze heffing als een afzonderlijk (belasting)subject wordt aangemerkt. Als gevolg daarvan kunnen zich handelingen voordoen tussen de samenwerkende partijen en het door de btw erkende samenwerkingsverband als entiteit. Bij het betreden van het terrein van samenwerkingsverbanden en btw wordt een schemergebied betreden. Er is tot op heden nauwelijks onderzoek gedaan naar de fiscale processen die zich in dat schemergebied afspelen. Er bestaan dan ook tal van onduidelijkheden over hoe de heffing van btw, beoordeeld naar huidig positief nationaal en Europees recht, dient te verlopen. Met regelmaat leiden die onduidelijkheden tot jurisprudentie, maar bij gebrek aan heldere concepten is de uitkomst van zaken die voor de rechter worden gebracht niet altijd even voorspelbaar. De onduidelijkheden dragen het gevaar van rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid in zich. Dat brengt vervolgens de doelstellingen van de btw, met name dat van een neutrale heffing (zie hierna, hoofdstuk 7) in gevaar. Afgezien daarvan is nimmer fundamenteel onderzocht hoe de heffing van btw ter zake van handelingen in het kader van contractuele samenwerkingsverbanden, beoordeeld naar wenselijk recht, zou moeten verlopen.
Vanwege het (toenemende) belang van de btw, de grote hoeveelheid samenwerkingsverbanden in onze maatschappij, en de onduidelijkheden die bestaan ter zake van de heffing van btw bij samenwerkingsverbanden, acht ik een fundamenteel en systematisch onderzoek naar huidig recht en wenselijk recht geboden.