Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Aanhangsel 11 Bijzondere bepalingen inzake de secretaris van de raad van bestuur en de persoonsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur
Geldend
Geldend vanaf 05-12-2006
- Bronpublicatie:
04-12-2006, PbEU 2006, C 311 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/C311/01)
- Inwerkingtreding
05-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2006, PbEU 2006, C 311 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/C311/01)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Hoofdstuk 1. Bevoegdheden en taken
Artikel 1
1
De raad van bestuur wordt in de vervulling van zijn taken bijgestaan door een secretaris en door andere personeelsleden die voor het secretariaat van de raad van bestuur werkzaam zijn.
2
Bij de vervulling van hun taken zijn de secretaris van de raad van bestuur en de personeelsleden die voor het secretariaat van de raad van bestuur werkzaam zijn, uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur en moeten zij deze verantwoording afleggen over de vervulling van hun taken. Voor zover zij op voorhand daartoe door de raad van bestuur gemachtigd zijn, mogen zij evenwel, onder het gezag van de raad van bestuur, hun taken ook in het belang van Europol vervullen.
Artikel 2
1
Tenzij anderszins bepaald in dit aanhangsel, worden bepalingen in het statuut die voorzien in de uitoefening van gezag of controle over de personeelsleden van Europol door de directeur of door Europol, gelezen als verwijzigen naar de voorzitter van de raad van bestuur wanneer zij betrekking hebben op de secretaris van de raad van bestuur en de personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur.
2
Elk besluit dat in overeenstemming met dit aanhangsel wordt genomen door de raad van bestuur of door de voorzitter van de raad van bestuur en dat wettelijk moet worden uitgevoerd, wordt geformaliseerd door de directeur in zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van Europol overeenkomstig artikel 29, lid 5, van de Europol-overeenkomst.
Hoofdstuk 2. Ontvankelijkheids- en selectieprocedures
Artikel 3
De functies van secretaris van de raad van bestuur en van de andere personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur kunnen niet uitsluitend bezet worden door het personeel dat bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten is aangeworven.
Artikel 4
De aanstelling in de functie van secretaris van de raad van bestuur vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 3 en aanhangsel 2 van het statuut, onder voorbehoud van de volgende bijzondere bepalingen:
- a)
Een sollicitatiecommissie wordt ingesteld door de voorzitter van de raad van bestuur en bestaat uit de vertegenwoordigers van drie lidstaten, waaronder het voorzitterschap; de overige twee leden worden aangewezen door middel van loting door de raad van bestuur. Deze drie leden beslissen onderling wie van hen optreedt als voorzitter van de sollicitatiecommissie.
- b)
De aankondiging wordt opgesteld door de raad van bestuur.
- c)
Het hoofd Personeelszaken treedt op als secretaris van de sollicitatiecommissie en verleent zo nodig administratieve ondersteuning; de secretaris van de sollicitatiecommissie heeft geen stem in de selectieprocedure en oefent evenmin enige andere invloed uit op het resultaat van de procedure.
- d)
De eventueel af te leggen proeven worden uitsluitend opgesteld door de leden van de sollicitatiecommissie, die kunnen besluiten dat er geen schriftelijke proef (proeven) hoeft (hoeven) te worden opgesteld; de sollicitatiecommissie moet een gesprek voeren met alle gepreselecteerde kandidaten.
- e)
De door de sollicitatiecommissie in volgorde van verdienste opgestelde lijst van geslaagde kandidaten wordt aan de voorzitter van de raad van bestuur toegezonden.
- f)
De raad van bestuur besluit met meerderheid van stemmen welke geslaagde kandidaat wordt geselecteerd.
Artikel 5
De aanstelling van de personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 3 en aanhangsel 2 van het statuut, onder voorbehoud van de volgende bijzondere bepalingen:
- a)
Voor de functie van eerste officier wordt een sollicitatiecommissie ingesteld door de voorzitter van de raad van bestuur. Deze commissie bestaat uit de secretaris van de raad van bestuur, twee vertegenwoordigers van de lidstaten — één van het voorzitterschap en één via loting aangewezen door de raad van bestuur — van welke twee vertegenwoordigers één optreedt als voorzitter van de sollicitatiecommissie, alsmede het hoofd Personeelszaken, dat optreedt als secretaris van de sollicitatiecommissie; de secretaris heeft geen stem in de selectieprocedure en oefent evenmin enige andere invloed uit op het resultaat van de procedure.
- b)
Voor lagere functies dan die van eerste officier wordt door de voorzitter van de raad van bestuur een sollicitatiecommissie ingesteld, die bestaat uit de secretaris van de raad van bestuur, die optreedt als voorzitter van de sollicitatiecommissie, en het hoofd Personeelszaken, dat optreedt als secretaris van de sollicitatiecommissie; de secretaris van de sollicitatiecommissie heeft geen stem in de selectieprocedure en oefent evenmin enige andere invloed uit op het resultaat van de procedure. Voorts mag het voorzitterschap desgewenst een vertegenwoordiger aanstellen die zitting heeft in de sollicitatiecommissie.
- c)
De aankondiging wordt opgesteld door de sollicitatiecommissie.
- d)
De proeven worden uitsluitend opgesteld door de leden van de sollicitatiecommissie, die met alle gepreselecteerde kandidaten een gesprek voeren.
- e)
De door de sollicitatiecommissie in volgorde van verdienste opgestelde lijst van geslaagde kandidaten wordt aan de voorzitter van de raad van bestuur toegezonden.
- f)
De voorzitter van de raad van bestuur besluit welke geslaagde kandidaat wordt geselecteerd.
Hoofdstuk 3. Ambtstermijn en aanstellingsvoorwaarden
Artikel 6
1
2
De eerste ambtstermijn van de personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur wordt vastgesteld door de voorzitter van de raad van bestuur overeenkomstig artikel 6 van het statuut. Op basis van advies van de secretaris van de raad van bestuur kunnen arbeidsovereenkomsten overeenkomstig artikel 6 van het statuut bij besluit van de voorzitter van de raad van bestuur worden verlengd.
Artikel 7
De functie van secretaris van de raad van bestuur wordt geacht overeen te stemmen met die van een afdelingshoofd overeenkomstig artikel 45 en aanhangsel I[lees: 1] van het statuut.
Artikel 8
1
De salarisschaal en salaristrap waarin de secretaris van de raad van bestuur wordt aangesteld, worden vastgesteld door de raad van bestuur.
2
Met betrekking tot de secretaris van de raad van bestuur worden alle periodieke beoordelingsrapporten als bedoeld in hoofdstuk 3 van het statuut opgesteld door de voorzitter van de raad van bestuur, die daartoe door het hoofd Personeelszaken wordt bijgestaan en die tevens het besluit van de raad van bestuur over de toekenning van hogere salaristrappen na telkens twee volbrachte dienstjaren opstelt.
Artikel 9
1
De salarisschaal en salaristrap waarin de personeelsleden werkzaam voor het secretariaat van de raad van bestuur worden aangesteld, worden vastgesteld door de voorzitter van de raad van bestuur, op voorstel van de selectiecommissie.
2
Met betrekking tot de personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur, worden, op basis van advies van de secretaris van de raad van bestuur, alle periodieke beoordelingsrapporten als bedoeld in hoofdstuk 3 van het statuut opgesteld door de voorzitter van de raad van bestuur, die tevens besluit over de toekenning van hogere salaristrappen na telkens twee volbrachte dienstjaren.
Hoofdstuk 4. Beëindiging van de dienst
Artikel 10
De beëindiging van het dienstverband van de secretaris van de raad van bestuur vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 10 van het statuut, onder voorbehoud van de volgende bijzondere bepalingen:
- a)
Elk besluit tot beëindiging van het dienstverband van de secretaris van de raad van bestuur wordt door de raad van bestuur genomen.
- b)
Bij een besluit tot beëindiging van het dienstverband van de secretaris van de raad van bestuur om redenen van tuchtrechtelijke aard moet rekening worden gehouden met de in hoofdstuk 5 van dit aanhangsel vervatte bijzondere bepalingen inzake tuchtprocedures.
Artikel 11
De beëindiging van het dienstverband van personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 10 van het statuut, onder voorbehoud van de volgende bijzondere bepalingen:
- a)
Elk besluit tot beëindiging van het dienstverband van personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur wordt door de voorzitter van de raad van bestuur genomen.
- b)
Bij een besluit tot beëindiging van het dienstverband van personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur om redenen van tuchtrechtelijke aard moet rekening worden gehouden met de in hoofdstuk 5 van dit aanhangsel vervatte bijzondere bepalingen inzake tuchtprocedures.
Hoofdstuk 5. Tuchtprocedure
Artikel 12
De tuchtprocedure tegen de secretaris van de raad van bestuur vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 8 en aanhangsel 7 van het statuut, onder voorbehoud van de volgende bijzondere bepalingen:
- a)
De raad van bestuur stelt een tuchtraad in, die bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, die optreedt als voorzitter van de tuchtraad, en vertegenwoordigers van drie lidstaten die daartoe via loting door de raad van bestuur worden aangewezen; de vertegenwoordigers moeten van een hogere rang dan of van een vergelijkbare rang als de secretaris van de raad van bestuur zijn, en kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van de raad van bestuur.
- b)
Een voorzitterschapwissel heeft geen gevolgen voor de samenstelling van de tuchtraad; indien om andere redenen vacatures ontstaan, worden deze door middel van loting ingevuld.
- c)
De tuchtraad wordt bijgestaan door een secretaris, die desgewenst het hoofd van de Juridische afdeling kan zijn.
- d)
De raad van bestuur heeft het recht om, op voorstel van de voorzitter van de raad van bestuur of één van zijn leden, zonder raadpleging van de tuchtraad met meerderheid van stemmen, een schriftelijke waarschuwing of een berisping te geven; de secretaris van de raad van bestuur wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld en wordt gehoord alvorens een dergelijke maatregel wordt genomen.
- e)
Andere tuchtmaatregelen worden met meerderheid van stemmen vastgesteld door de raad van bestuur nadat de tuchtprocedure als vastgesteld in dit aanhangsel en in aanhangsel 7 van het statuut is voltooid; deze procedure wordt ingeleid door de voorzitter van de raad van bestuur, na de secretaris van de raad van bestuur te hebben gehoord.
- f)
Het recht van schorsing als bedoeld in artikel 90 van het statuut, alsook het recht om te besluiten of wordt voldaan aan het verzoek alle aanwijzingen betreffende de toepassing van een tuchtmaatregel uit de stukken van het persoonsdossier te verwijderen als bedoeld in artikel 91 van het statuut, wordt uitgeoefend door de voorzitter van de raad van bestuur, die daartoe de leden van de raad van bestuur raadpleegt.
- g)
Aan de tuchtraad wordt een rapport van de raad van bestuur ter behandeling voorgelegd, waarin de ten laste gelegde feiten en zo nodig de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad, duidelijk zijn omschreven.
- h)
Tijdens de eerste zitting van de tuchtraad wijzen de leden één van hen als rapporteur voor de gehele zaak aan.
- i)
Het in artikel 15 van aanhangsel 7 bedoelde met redenen omkleed advies van de tuchtraad wordt betekend aan de secretaris van de raad van bestuur en aan de raad van bestuur, die binnen één maand na ontvangst van dit advies met meerderheid van stemmen een besluit neemt, nadat de secretaris van de raad van bestuur is gehoord.
- j)
De raad van bestuur kan de tuchtprocedure eigener beweging of op verzoek van de secretaris van de raad van bestuur heropenen op grond van nieuwe feiten, gestaafd met deugdelijke bewijsstukken.
Artikel 13
Een tuchtprocedure tegen de personeelsleden die werkzaam zijn voor het secretariaat van de raad van bestuur vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 8 en aanhangsel 7 van het statuut, onder voorbehoud van de volgende bijzondere bepalingen:
- a)
De raad van bestuur stelt een tuchtraad in, die bestaat uit drie vertegenwoordigers van de lidstaten die daartoe door middel van loting door de raad van bestuur worden aangewezen; de vertegenwoordigers moeten van een hogere rang dan of van een vergelijkbare rang als de voor het secretariaat van de raad van bestuur werkzame personeelsleden zijn, en kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van de raad van bestuur; zij beslissen onderling wie van hen optreedt als voorzitter van de tuchtraad.
- b)
Een voorzitterschapwissel heeft geen gevolgen voor de samenstelling van de tuchtraad; indien om andere redenen vacatures ontstaan, worden deze door middel van loting ingevuld.
- c)
De tuchtraad wordt bijgestaan door een secretaris, die desgewenst het hoofd van de Juridische afdeling kan zijn.
- d)
De raad van bestuur heeft het recht om, met eenparigheid van stemmen, zonder raadpleging van de tuchtraad, op eigen initiatief of op voorstel van één van de leden van de raad van bestuur een schriftelijke waarschuwing of een berisping te geven; het personeelslid dat werkzaam is voor het secretariaat van de raad van bestuur wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld en wordt gehoord alvorens een dergelijke maatregel wordt genomen.
- e)
Andere tuchtmaatregelen worden gelast door de voorzitter van de raad van bestuur nadat de tuchtprocedure als bedoeld in dit aanhangsel en in aanhangsel 7 van het statuut is voltooid; deze procedure wordt door de voorzitter van de raad van bestuur ingeleid, nadat het betrokken personeelslid dat werkzaam is voor het secretariaat van de raad van bestuur is gehoord.
- f)
Het recht van schorsing als bedoeld in artikel 90 van het statuut, alsook het recht om te besluiten of wordt voldaan aan het verzoek alle aanwijzingen betreffende de toepassing van een tuchtmaatregel uit de stukken van het persoonsdossier te verwijderen als bedoeld in artikel 91 van het statuut, wordt uitgeoefend door de voorzitter van de raad van bestuur.
- g)
Aan de tuchtraad wordt een rapport van de voorzitter van de raad van bestuur ter behandeling voorgelegd, waarin de ten laste gelegde feiten en zo nodig de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad, duidelijk zijn omschreven.
- h)
Tijdens de eerste zitting van de tuchtraad wijzen de leden één van hen als rapporteur voor de gehele zaak aan.
- i)
Het in artikel 15 van aanhangsel 7 bedoelde met redenen omkleed advies van de tuchtraad wordt betekend aan het personeelslid dat werkzaam is voor het secretariaat van de raad van bestuur en aan de voorzitter van de raad van bestuur, die binnen één maand na ontvangst van dit advies een besluit neemt, nadat het betrokken personeelslid is gehoord.
- j)
De voorzitter van de raad van bestuur kan de tuchtprocedure eigener beweging of op verzoek van het betrokken personeelslid heropenen op grond van nieuwe feiten, gestaafd met deugdelijke bewijsstukken.
Hoofdstuk 6. Beroepen
Artikel 14
1
Klachten van de secretaris van de raad van bestuur of van een personeelslid dat werkzaam is voor het secretariaat van de raad van bestuur als bedoeld in artikel 92, lid 2, van het statuut worden voorgelegd aan en behandeld door de autoriteit die het definitieve besluit heeft genomen.
2
Een beroep van de secretaris van de raad van bestuur of van een personeelslid dat werkzaam is voor het secretariaat van de raad van bestuur als bedoeld in artikel 93 van het statuut is slechts ontvankelijk indien de betrokkene van tevoren een klacht als bedoeld in lid 1 heeft ingediend bij de autoriteit die het definitieve besluit heeft genomen, en naar aanleiding van deze klacht een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing is genomen. De betrokkene kan zich echter, na een klacht als bedoeld in lid 1 te hebben ingediend, onmiddellijk tot het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wenden, mits voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artikel 93, lid 4, van het statuut.
Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen
Artikel 15
Vóór de inwerkingtreding van dit aanhangsel genomen besluiten van de raad van bestuur alsook vóór de inwerkingtreding van dit aanhangsel overeengekomen contractuele regelingen betreffende de persoon die de functie van secretaris van de raad van bestuur bekleedt en betreffende de personeelsleden die voor het secretariaat van de raad van bestuur werkzaam zijn, blijven van toepassing.