Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 8.12 Strafmaat
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
29-05-2024, Stb. 2024, 156 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken: 35746)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 160 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 2.1 eerste lid, 2.2, zesde lid, eerste volzin, en achtste lid, 2.10, eerste lid en 2.14, eerste lid, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
2.
Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikel 2.8, eerste lid, en derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid, voor zover deze gedragingen plaatsvinden anders dan in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
3.
Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 2.1, zesde lid, 2.3, derde en vierde lid, 2.8, derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, 2.9, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 2.14, tweede lid, 2.15, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, en 4.4, eerste lid, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid, worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie.
4.
Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens artikel 2.2, eerste lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen b, c en d, en 2.4, eerste, tweede en derde lid, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid, voor zover deze gedragingen plaatsvinden anders dan in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie.
5.
Indien gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens artikel 2.15, derde lid, worden gepleegd in verband met een paardenren of harddraverij met betrekking tot welke een totalisator als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Wet op de kansspelen is georganiseerd, wordt de in het derde lid voorziene hechtenis met een derde verhoogd.
6.
Indien gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid, artikel 2.8, eerste lid, en derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete worden opgelegd van de naast hogere categorie.
7.
Gedragingen in strijd met artikel 8.11a worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.