Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 8.11a Strafrechtelijke vrijheidsbeperkende maatregel
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-06-2023, Stb. 2023, 242 (uitgifte: 05-07-2023, kamerstukken: 35892)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-10-2023, Stb. 2023, 334 (uitgifte: 12-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Ter beveiliging van de maatschappij, ter bescherming van de goede zeden of ter voorkoming van strafbare feiten die de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadelen, kan een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak:
- a.
waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
- b.
waarbij overeenkomstig artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd.
2.
De maatregel kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen:
- a.
geen of minder dieren, dan wel bepaalde diersoorten niet, te houden,
- b.
zich niet op te houden in een bepaald gebied.
3.
De maatregel kan voor de duur van het leven of voor een periode van ten hoogste dertig jaren worden opgelegd.
4.
De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een strafbaar feit zal begaan dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
5.
Het bevel, bedoeld in het vierde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.
6.
De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd.