Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Artikel 21 Wijziging van het plan van de lidstaat voor herstel en veerkracht
Geldend
Geldend vanaf 19-02-2021
- Bronpublicatie:
12-02-2021, PbEU 2021, L 57 (uitgifte: 18-02-2021, regelingnummer: 2021/241)
- Inwerkingtreding
19-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-02-2021, PbEU 2021, L 57 (uitgifte: 18-02-2021, regelingnummer: 2021/241)
- Vakgebied(en)
Corona (V)
EU-recht / Financiering
1.
Wanneer het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen, voor de betrokken lidstaat op grond van objectieve omstandigheden deels of in zijn geheel niet langer te verwezenlijken is, kan de betrokken lidstaat een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie richten om een voorstel te doen tot wijziging of vervanging van de in artikel 20, leden 1 en 3, bedoelde uitvoeringsbesluiten van de Raad. Daartoe kan de lidstaat een voorstel voor een gewijzigd of een nieuw herstel- en veerkrachtplan indienen. De lidstaten kunnen verzoeken om technische ondersteuning bij de voorbereiding van een dergelijk voorstel in het kader van het instrument voor technische ondersteuning.
2.
Indien de Commissie van oordeel is dat de door de betrokken lidstaat aangevoerde redenen een wijziging van het desbetreffende herstel- en veerkrachtplan rechtvaardigen, beoordeelt zij het gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplan overeenkomstig artikel 19 en doet zij binnen twee maanden na de officiële indiening van het verzoek een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad overeenkomstig artikel 20, lid 1. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen die termijn zo nodig met een redelijke termijn te verlengen. De Raad stelt het nieuwe uitvoeringsbesluit in de regel binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast.
3.
Indien de Commissie van oordeel is dat de door de betrokken lidstaat aangevoerde redenen een wijziging van het desbetreffende herstel- en veerkrachtplan niet rechtvaardigen, wijst zij het verzoek binnen de in lid 2 genoemde termijn af, nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld binnen één maand na de kennisgeving van haar conclusies opmerkingen te maken.