Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/7.2.5:7.2.5 Voorschot
Archief
Smartengeld 1998/7.2.5
7.2.5 Voorschot
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. HR 28 november 1986, N/ 1987, 507 (Nunumete/Oostermeyer).
Zie onder meer HR 8 juli 1992, nj 1992, 714 (AMC/O).
Vgl. ook § 2.5.3.2 onder a.
HR 30 oktober 1987, JV7 1988, 277 m.nt. WHH (Naturistengids).
Zie bijv. HR 8 juli 1992, Nj 1992, 714 (AMC/O); Pres. Rb. Rotterdam 22 januari 1992, KG 1992, 62 (asbestschade) en Pres. Rb. Middelburg, 1 juni 1995, kg 1995, 264 (asbestschade).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Krachtens artikel 51 Rv (provisionele eis) bestaat de mogelijkheid van toewijzing van een voorschot op een gevorderde schadevergoeding.1 Niet valt in te zien waarom een dergelijk voorschot niet ook vergoeding van immateriële schade kan betreffen.
Met betrekking tot een voorlopige voorziening in kort geding is de mogelijkheid tot toekenning van een voorschot op een in een bodemprocedure te vorderen vergoeding van immateriële schade door de Hoge Raad uitdrukkelijk erkend:2
'De rechter in kort geding kan ook met betrekking tot nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, een voorschot op de schadevergoeding toekennen. Deze rechter zal niet alleen hebben te onderzoeken of uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, maar ook of uiteindelijke toewijzing van de vordering van het slachtoffer op de aansprakelijke persoon naar zijn voorlopig oordeel voldoende aannemelijk is, terwijl hij tevens in de afweging van de belangen van partijen zal hebben te betrekken het risico dat geen restitutie kan worden verkregen van het ter voldoening aan de uitspraak in kort geding betaalde voorschot, indien uit een uitspraak in het bodemgeschil voortvloeit dat dit voorschot moet worden terugbetaald (vergelijk HR 20 maart 1985, Ni 1986, 84).'
Ten aanzien van de spoedeisendheid kan steun worden gezocht in de rol van het smartengeld in het concrete geval.3 Zo overwoog de Hoge Raad in het geval van onrechtmatige publicatie van een naaktfoto:4
De vergoeding in een geval als het onderhavige strekt mede tot bevrediging van de geschokte gevoelens van de gelaedeerde. Tegen deze achtergrond heeft het hof zonder schending van enige rechtsregel kunnen oordelen dat hier een snelle reactie in de vorm van toewijzing van een geldsbedrag in kort geding tot beperking van de schade kan leiden.'
In dit verband verbaast het niet dat vooral door slachtoffers van seksueel misbruik doorgaans gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om in kort geding een voorschot te vorderen. Hetzelfde geldt voor gevallen van onrechtmatige publicaties en ook voor patiënten die lijden aan een levensbedreigende ziekte voorziet deze mogelijkheid uiteraard in een behoefte.5