Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/29c
29c De open normen van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS577817:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Hof van Beroep Antwerpen 26 januari 2015, IEF 14605 (United Video Properties/ Telenet).
HvJ EU 28 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:611, C-57/15, BIE 2016/34, m.nt. C.J.J.C. van Nispen, IER 2016/54, m.nt. C.J.S. Vrendenbarg (United Video Properties/Telenet), r.o. 32.
HvJ EU 28 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:611, C-57/15, BIE 2016/34, m.nt. C.J.J.C. van Nispen, IER 2016/54, m.nt. C.J.S. Vrendenbarg (United Video Properties/Telenet), r.o. 25-26.
HvJ EU 28 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:611, C-57/15, BIE 2016/34, m.nt. C.J.J.C. van Nispen, IER 2016/54, m.nt. C.J.S. Vrendenbarg (United Video Properties/Telenet), r.o. 31.
Als gezegd is het United Video Properties-arrest het eerste arrest waarin het HvJ EU zich heeft uitgesproken over de uitleg van de open normen redelijk, evenredig en billijk van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn. Aanleiding was een prejudiciële vraag van het Antwerps Hof van Beroep over de verenigbaarheid van het Belgisch tariefstelsel met deze richtlijnbepaling.1 Zoals in hoofdstuk 7 uitgebreider aan de orde zal komen, wordt in België voor de proceskostenbeslissing gebruikgemaakt van tarieven die de werkelijke kosten (in IE-zaken) bij lange na niet benaderen. In de octrooizaak van Telenet tegen United Video Properties leidde de toepassing van de tarieven tot een vergoeding van niet veel meer dan 5% van de werkelijk gemaakte kosten ad € 200.000.
Het HvJ EU heeft in het arrest United Video Properties/Telenet geoordeeld dat een regeling waarbij een absolute grens wordt vastgesteld voor de advocaatkosten in beginsel gerechtvaardigd kan zijn, mits deze regeling waarborgt dat die grens de tarieven weerspiegelt die daadwerkelijk gelden voor de diensten van advocaten op het gebied van IE en dat minstens een significant en passend deel van de redelijke kosten door de verliezer worden gedragen.2 In het arrest worden voorts enkele richtsnoeren geboden voor de beoordeling van de redelijkheid van de kosten. De redelijkheid dient in het concrete geval te worden beoordeeld in het licht van factoren als het voorwerp van het geding, de waarde ervan of het werk dat ervoor nodig is. Buitensporige kosten ‘wegens ongewoon hoge erelonen’ en kosten die niet noodzakelijk zijn vallen niet onder redelijke kosten. Bij de beoordeling van de redelijkheid dient voorts uit te worden gegaan van de gemiddelde tarieven die in de praktijk gelden voor de diensten van de advocaat in de betreffende lidstaat. Van de kosten die deze redelijkheidstoets doorstaan, dient een significant en passend deel aan de winnende partij te worden vergoed.3 Volgens het HvJ EU heeft de billijkheid ten slotte ‘betrekking op nationale regels op grond waarvan de rechter in een bijzonder geval bij wijze van uitzondering de algemene regeling inzake proceskosten buiten toepassing mag laten als die zou leiden tot een resultaat dat onrechtvaardig wordt geacht’.4
Of de geldende maximumtarieven aan deze criteria voldoen is aan de nationale rechter om na te gaan, zo besluit het HvJ EU. Deze overweging laat alsnog ruimte aan de lidstaten om aan de bepaling een eigen invulling te geven. In het volgende hoofdstuk zal aan de orde komen dat de uitleg van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn mede wordt bepaald door de relevante grondrechten en beginselen van de EU. Zoals zal blijken is het de vraag of een substantiële proceskostenveroordeling, bedoeld als afschrikwekkend middel, daarmee in overeenstemming is.