Einde inhoudsopgave
Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 19-02-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
13-02-2019, Stcrt. 2019, 9743 (uitgifte: 18-02-2019, regelingnummer: WJZ/ 18327581)
- Inwerkingtreding
19-02-2019, terugwerkend tot: 01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-02-2019, Stcrt. 2019, 9743 (uitgifte: 18-02-2019, regelingnummer: WJZ/ 18327581)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Energierecht (V)
1.
In aanvulling op de voor de subsidieverstrekking toegestane biomassastromen kunnen subsidie-ontvangers aan wie subsidie is verstrekt op grond van:
- a.
artikel 29, eerste lid, onderdeel b, of 42, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008,
- b.
artikel 29, eerste lid, onderdeel b, of 51, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2009 of
- c.
artikel 29, eerste lid, onderdeel b, of 54, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010,
met ingang van 1 juli 2011 ten hoogste 50 procent van de massa die wordt vergist laten bestaan uit biomassastromen als bedoeld in de NTA 8003:2017, met uitzondering van de nummers 410, 420, 500, 550 tot en met 559.
2.
In aanvulling op de voor de subsidieverstrekking toegestane biomassastromen kunnen subsidie-ontvangers aan wie subsidie is verstrekt op grond van:
- a.
artikel 29, eerste lid, onderdeel c, of 51, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2009 of
- b.
artikel 29, eerste lid, onderdeel c, of 54, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010,
met ingang van 1 juli 2011 biomassastromen als bedoeld in de NTA 8003:2017: 430, 512 en 587 gebruiken.
3.
In aanvulling op de voor de subsidieverstrekking toegestane biomassastromen kunnen subsidie-ontvangers aan wie subsidie is verstrekt op grond van artikel 21, eerste lid, onderdeel c, of 44, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011 met ingang van 1 januari 2011 biomassastromen als bedoeld in de NTA 8003:2017: 512 en 587 gebruiken.
4.
In aanvulling op de voor de subsidieverstrekking toegestane biomassastromen kunnen subsidie-ontvangers met een productie-installatie op een landbouwbedrijf aan wie subsidie is verstrekt op grond van artikel 116, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012, met ingang van 4 april 2013 tevens uitsluitend plantaardige stoffen vermeld onder de categorieën A tot en met G1 onder categorie 1 van Bijlage Aa, onderdeel IV, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet vergisten.
5.
Als productie-installaties als bedoeld in artikel 15, zesde lid, van het besluit worden aangewezen productie-installaties waarvoor subsidie is verstrekt op grond van:
- a.
artikelen 3, eerste lid, 15, eerste lid, 22, eerste lid29, eerste lid, van de regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008;
- b.
artikel 2, eerste lid, 7a, eerste en tweede lid, 15, eerste lid, 22, eerste lid, 29, eerste lid, 35, eerste lid, van de regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2009;
- c.
artikel 2, eerste lid, 15, eerste lid, 22, eerste lid, 29, eerste lid, 35, eerste lid, van de regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010, en
- d.
artikel 4, eerste lid, 10, eerste lid, 16, eerste lid, 21, eerste lid, 26, eerste lid, 31, eerste lid, 35, eerste lid, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 52, eerste lid, 56, eerste lid, van de regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011.
6.
In aanvulling op de voor de subsidieverstrekking toegestane biomassastromen kunnen subsidieontvangers aan wie subsidie is verstrekt op grond van:
- a.
artikel 32, eerste lid, of artikel 34, eerste lid, onderdelen a en b, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2015;
- b.
artikel 30, eerste lid, of artikel 32 eerste lid, onderdelen a of b van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2016, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2016 of van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2017;
- c.
artikel 30, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017;
- d.
artikel 36, eerste lid, of artikel 38, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2018 of van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2018; of
- e.
artikel 40, eerste lid, artikel 42, eerste lid, of artikel 44, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2019,
biomassa uit bioraffinage als bedoeld onder nummer 595 van NTA 8003:2017 die is geproduceerd uit biomassa als bedoeld onder nummers 110 tot en met 138 van NTA 8003:2017 gebruiken tot ten hoogste 25% van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt
7.
Bij de toepassing van het zesde lid is artikel 7 van toepassing op de vaste biomassa die wordt gebruikt voor de productie van de biomassa uit bioraffinage, bedoeld in het zesde lid.