Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-07-2018, Stcrt. 2018, 38941 (uitgifte: 13-07-2018, regelingnummer: WJZ/17110641)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2018, Stcrt. 2018, 38941 (uitgifte: 13-07-2018, regelingnummer: WJZ/17110641)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van industriële stoom door middel van verbranding van houtpellets, in een ketel met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MW waarin:
- a.
houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 132 van de NTA 8003: 2008 worden verbrand, en
- b.
houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 160 tot en met 169 van de NTA 8003: 2008 worden verbrand, voor ten hoogste vijftien vijfentachtigste deel van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, geproduceerd met biomassa als bedoeld onder a.
2.
Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.
3.
Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat in voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de gebruikte biomassa voldoet aan artikel 7 van de algemene uitvoeringsregeling.