Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1997
- Bronpublicatie:
24-06-1994, Trb. 1994, 268 (uitgifte: 12-12-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-1998, Trb. 1998, 66 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
De bepalingen van artikel 28 van deze Overeenkomst, junctis de navolgende bepalingen, zijn van toepassing ten aanzien van de in bijlage 6 bedoelde bancaire en verzekeringsdiensten.
- 1.
Wat de in bijlage 6, deel B, bedoelde bancaire diensten betreft, is de aard van de door Rusland overeenkomstig artikel 28, lid 1, toegekende behandeling in geval van vestiging uitsluitend via dochterondernemingen en de overeenkomstig artikel 28, lid 3, toegekende behandeling omschreven in bijlage 7, deel A.
Wat de in bijlage 6, deel A, punten 1 en 2, bedoelde verzekeringsdiensten betreft, is de aard van de door Rusland overeenkomstig artikel 28, lid 1, toegekende behandeling omschreven in bijlage 7, deel B.
- 2.
Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst verzet zich ertegen dat een Partij prudentiële regels vaststelt, met name ter bescherming van investeerders, depositogevers, polishouders of personen die een fiduciaire rechtsverhouding hebben met een financiële dienstverlener of ter bescherming van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem. Deze maatregelen mogen door een Partij niet worden aangewend om zich aan de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.
Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst wordt derwijze uitgelegd dat zij een Partij ertoe verplicht informatie betreffende de zakelijke transacties en de financiële situatie van individuele klanten of vertrouwelijke of geöctrooieerde informatie die in het bezit is van overheidsinstanties vrij te geven.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in deel A, lid 1, onder d en e, van bijlage 7 verbinden de Gemeenschap en de Lid-Staten, enerzijds, en Rusland, anderzijds, zich ertoe geen nieuwe voorschriften vast te stellen of maatregelen te nemen waardoor, in vergelijking met de situatie op de datum van ondertekening van de Overeenkomst, discriminatie ten aanzien van nationale vennootschappen ontstaat of bestaande discriminatie wordt versterkt, wat de voorwaarden voor de vestiging van vennootschappen van de andere Partij op hun respectieve grondgebieden betreft.
De Partijen komen overeen dat het zinsdeel ‘bestaande discriminatie wordt versterkt’ onder meer de verslechtering van discriminerende voorwaarden of de uitbreiding of de wederinvoering daarvan na de huidige toepassingsperiode omvat.
- 4.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst met betrekking tot de bankactiviteiten wordt een vennootschap geacht een Russische dochteronderneming van een vennootschap uit de Gemeenschap te zijn, wanneer meer dan vijftig procent (50%) van het aandelenkapitaal in het bezit is van de vennootschap uit de Gemeenschap.