Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/6.4.2
6.4.2 Frankrijk en België
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Men spreekt van 'dommage par ricochet'.
Vgl. Amiens 17 november 1931, S. 1932, 2, 118, waarin aan zestien personen (waaronder kinderen, neven en nichten, schoonzoon en schoondochter) smartengeld werd toegekend en Paris 18 november 1932, Gaz. du Palais 1933,1,59, waarin tegelijkertijd aan twee 'levenspartners' en vijf zusters smartengeld werd toegekend.
Zie Crim. 5 mei 1960, D 1961, somm. 4. (verloofde), Civ. 20 januari 1967, j.C.P. 68,11,15 510 (kind) en Crim. 19 juni 1975, O. 1975, 679 (levensgezel).
Bij verlies van schoonouders werd meermalen een symbolische Frank toegewezen. Zie TPR 94-2, II.2 B, nr. 37.
Zie voor een overzicht van smartengeld bij overlijden van een naaste TPR 94-2, II.2 B, nr. 35-41.
Zie voor verschillende aan wel- en niet-inwonende kinderen toegekende bedragen TPR 94-2, n.2 B, nr. 37.
Soms wordt ook aan de broers en zusters smartengeld toegekend (TPR 94-2, n.3, nr. 51). Aan de grootouders is wel een symbolische frank toegekend (Corr. Leuven 18 december 1987, R.G.A.R. 1990, nr. 11.647).
Zie TPR 94-2, H.2 B, nr. 36-38.
TPR 94-2, II.2 B, nr. 39-40.
TPR 94-2, II.3, nr. 51.
In het Franse en Belgische (en Luxemburgse) recht vindt de vergoeding van immateriële schade plaats onder de vlag van het algemene onrechtmatige daadsartikel, artikel 1382 Cc, waarin onder 'dommage' niet alleen vermogensschade, maar ook ander nadeel wordt begrepen. Deze rechtsstelsels kennen dan ook geen wettelijke beperkingen aan de vergoeding van immateriële schade. Evenmin kennen zij wettelijke beperkingen aan een recht op vergoeding van schade door verwonding of overlijden van anderen. Op dit punt wordt aangenomen dat schade die door verwonding of overlijden van de één naar een ander is 'weerkaatst'1 in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Onder deze weerkaatste schade valt ook het verdriet om de verwonding of het overlijden van een naaste.
In de rechtspraak is aanvaard dat zowel bij overlijden als bij verwonding van een naaste een betrekkelijk ruime kring van gerechtigden recht heeft op vergoeding van immateriële schade.
In Frankrijk is het recht op smartengeld, nadat er in de dertiger jaren in enkele uitspraken zeer ruimhartig mee was omgesprongen,2 door rechtspraak van het Cour de Cassation enige tijd beperkt geweest tot gevallen van overlijden en tot een beperkter kring van personen. Inmiddels is evenwel ook bij verwonding van een naaste weer een recht op smartengeld erkend en is de kring van gerechtigden niet langer beperkt tot familieleden, maar vallen ook anderen die met de getroffene een hechte affectieve relatie onderhielden eronder.3 Bij de vaststelling van de kring van gerechtigden is het bestaan van een affectieve relatie bepalend. Die wordt verondersteld aanwezig te zijn in bepaalde familieverhoudingen, maar kan ook daarbuiten aannemelijk worden gemaakt. De hoogte van de bedragen wordt vastgesteld aan de hand van een oordeel over de hechtheid van de relatie waarin de nabestaande stond tot de overledene.
Ook in het Belgische recht wordt de kring van gerechtigden bepaald aan de hand van de vraag of er een voldoende hechte 'genegenheidsband' bestaat, waarbij samenwonen een relevante, maar geen doorslaggevende factor vormt. Smartengeld wordt bij overlijden toegekend aan de echtgenoot, de 'bijzit', de verloofde, kinderen,4 ouders, broers en zusters, grootouders en kleinkinderen, doch slechts indien sprake is van een hechte 'genegenheidsband'.5 Bij de begroting van het smartengeld wordt het al dan niet samenwonen wel meegewogen.6 Het Belgische recht kent bij verwonding van een naaste als regel alleen vergoeding van 'genegenheidsschade' wanneer sprake is van ernstige blijvende invaliditeit, waarbij het recht op vergoeding doorgaans wordt beperkt tot de echtgenoot en de ouders van de gewonde.7
De toegekende bedragen lopen in België nogal uiteen naar gelang de ernst van de gebeurtenis en de hechtheid van de 'genegenheidsband'. Bij overlijden zijn de hoogste bedragen toegekend aan de overblijvende echtgenoot (Bfr 30.000-350.000), aan de ouders van een overleden kind (Bfr 100.000-300.000) en aan de kinderen van overleden ouders (Bfr 80.000-150.000).8 De aan andere verwanten toegekende bedragen liggen veelal lager (aan zijverwanten Bfr 50.000-100.000, aan grootouders Bfr 15.000-70.000 en aan kleinkinderen Bfr 20.000-40.000).9 Bij verwonding zijn aan ieder van de ouders van ernstig invalide kinderen bedragen toegekend van Bfr 100.000 tot Bfr 750.000 in zeer uitzonderlijke gevallen. Aan de echtgenoot zijn bij verwonding van de partner bedragen toegekend van Bfr 50.000 tot Bfr 700.000.10
Voorts kent men in België een 'indicatieve lijst van forfaitaire schadevergoedingen', opgesteld door het Nationaal Verbond van Magistraten van eerste aanleg en het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters, waarin - onder meer - richtbedragen worden gegeven voor de toe te kennen smartengeldbedragen in geval van overlijden van een naaste. De daarin vermelde bedragen stemmen globaal overeen met de hier genoemde bedragen uit de rechtspraak.