Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/6.4.5:6.4.5 'Europa'
Archief
Smartengeld 1998/6.4.5
6.4.5 'Europa'
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Resolution (75) 7. De tekst is o.m. te vinden in Bouman & Tilanus 1998, p. 93 e.v.
Bouman & Tilanus 1998, nr. 4, menen op deze grond 'dat de wetgever zijn beslissing mogelijk niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed'.
EHRM 27 september 1995, A-324 (McCann e.a./Verenigd Koninkrijk), waarover R.A. Lawson, N/CM 1996, p. 537.
Aldus Van Emmerik 1997, p. 277. In het kader van verschillende schikkingen is in dit verband door schendende staten wel schadevergoeding betaald. Vgl. Van Emmerik 1997, p. 276-277.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met betrekking tot het 'Europese' recht kan in dit verband in de eerste plaats worden gewezen op de door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 14 maart 1975 aangenomen resolutie inzake schadevergoeding bij letsel en overlijden.1 Daarin wordt in een poging 'to reduce existing divergencies between the laws and practices of member states' aanbevolen om bij de voorbereiding van eventuele nieuwe wetgeving enkele 'principles' in overweging te nemen. Als 'principles' werden onder meer geformuleerd:
'n.13 The father, mother and spouse of the victim who by reason of a physical or mental disability of the victim sustain mental suffering should only be entitled to compensation if the suffering is of an exceptional nature; other persons should not be entitled to this kind of compensation.'
en
'ni.19 Legal systems which at present do not recognise a right to compensation for mental suffering of a third party as a result of the death of the victim should not extend compensation to persons other than the spouse of the victim or his children, parent or fiancé; even in these cases, compensation should only be granted subject of the condition that these persons have maintained close bonds of affection with the victim at the time of his death.
Under legal systems which at present confer on third parties such a right to compensation, this right shall not be extended as regards either the categories of persons entitled to sue, or the amount of compensation payable.'
Uit de parlementaire stukken met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade bij overlijden of verwonding van een naaste blijkt geen spoor van 'consideration' ten aanzien van deze 'principles'.2 Het is evenwel de vraag of de gevoerde discussie bij nadere overweging van deze 'principles' een andere wending zou hebben genomen. In de eerste plaats leek de koers tijdens het parlementaire debat reeds onwrikbaar bepaald. In de tweede plaats lijken de hier geciteerde uitgangspunten veeleer een uiting van de wens om de situatie elders te bevriezen, dan om het recht op vergoeding uit te breiden. Niettemin kan de uitgesproken wens om 'existing divergencies' te beperken wel worden opgevat als aansporing aan de Nederlandse wetgever om het Nederlandse recht 'op peil' te brengen.
Naast de resolutie van de Raad van Europa kan worden gewezen op het Europese Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). In dit verband kan vooral worden gedacht aan de rechtspraak met betrekking tot artikel 2 EVRM inzake het recht op leven en artikel 8 EVRM inzake het recht op gezinsleven. Zo werd in de zaak McCann en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk door het Europese Hof een schending van het recht op leven geconstateerd. Een recht op schadevergoeding bleef in dat geval achterwege vanwege het feit dat de slachtoffers van plan waren geweest een bom te plaatsen in Gibraltar.3 Dat neemt evenwel niet weg dat hier in de toekomst toekenningen van schadevergoedingen zeer wel denkbaar zijn.4
Hoewel de genoemde Europese regels (nog) geen aanspraak geven op vergoeding van immateriële schade bij overlijden of verwonding van een naaste, wijzen zij wel op hoge waardering van het gewicht van de belangen waar het hier om gaat.